ECLI:NL:RBDHA:2024:138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om overbrenging naar Nederland van eiser uit Afghanistan
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024, wordt het beroep van eiser, een Afghaanse burger, tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland behandeld. Eiser heeft zijn verzoek ingediend na de afwijzing door de minister van Buitenlandse Zaken, die op 17 november 2021 en later op 7 februari 2022 zijn verzoeken afwees. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 7 november 2022 het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Echter, in het bestreden besluit van 14 december 2022 bleef de minister bij de afwijzing van de aanvraag.
Eiser stelt dat hij heeft gewerkt als chauffeur voor een stichting en dat hij onder de motie Belhaj valt, die een speciale regeling voor evacuatie van bepaalde groepen uit Afghanistan behelst. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoet aan de criteria voor overbrenging, omdat hij niet opgeroepen is tijdens de acute evacuatiefase en niet behoort tot de groepen die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 zijn genoemd. De rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor een individuele belangenafweging en dat de minister op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser niet binnen de reikwijdte van de in de Kamerbrief omschreven groepen valt.
De rechtbank wijst erop dat het beleid van de minister niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de gemaakte beleidskeuze om bepaalde groepen te onderscheiden, gerechtvaardigd is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.