ECLI:NL:RBDHA:2024:13854
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot de verlenging van de maatregel van bewaring
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 9 augustus 2024. Dit besluit betreft de verlenging van de maatregel van bewaring van verzoeker met maximaal twaalf maanden, zoals geregeld in artikel 59, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het verzoek op 20 augustus 2024 gelijktijdig met een ander beroep behandeld, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de minister wel vertegenwoordigd was.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring van verzoeker op 17 augustus 2024 is opgeheven. Hierdoor heeft verzoeker geen belang meer bij de gevraagde voorlopige voorziening, die gericht was op het opschorten van de rechtsgevolgen van het besluit van 9 augustus 2024. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier S. Voolstra, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.