ECLI:NL:RBDHA:2024:13854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.32205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot de verlenging van de maatregel van bewaring

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 9 augustus 2024. Dit besluit betreft de verlenging van de maatregel van bewaring van verzoeker met maximaal twaalf maanden, zoals geregeld in artikel 59, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het verzoek op 20 augustus 2024 gelijktijdig met een ander beroep behandeld, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de minister wel vertegenwoordigd was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring van verzoeker op 17 augustus 2024 is opgeheven. Hierdoor heeft verzoeker geen belang meer bij de gevraagde voorlopige voorziening, die gericht was op het opschorten van de rechtsgevolgen van het besluit van 9 augustus 2024. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier S. Voolstra, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32205

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker hangende het beroep tegen het besluit van 9 augustus 2024, waarin de minister de maatregel van bewaring van verzoeker met ten hoogste twaalf maanden heeft verlengd op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De rechtbank heeft het verzoek op 20 augustus 2024 gelijktijdig met het beroep met zaaknummer NL24.31562 op zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met bericht van afmelding, niet verschenen. De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om de rechtsgevolgen van het besluit van 9 augustus 2024 op te schorten, zodat de maatregel van bewaring van verzoeker niet wordt verlengd. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring van verzoeker op 17 augustus 2024 is opgeheven. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.