ECLI:NL:RBDHA:2024:13865
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de ophouding van een vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen zijn ophouding beoordeeld. De ophouding vond plaats op 8 augustus 2024 en duurde van 14:00 tot 18:35 uur. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betwist de rechtmatigheid van zijn ophouding, stellende dat deze een verkapte vreemdelingrechtelijke aanhouding betreft. Hij verwijst naar een proces-verbaal van ophouding en onderzoek, waaruit blijkt dat zijn strafzaak is afgedaan met een geldboete, maar stelt dat hij geen boetebesluit heeft ontvangen.
De rechtbank onderzoekt de feiten en concludeert dat de verbalisanten eiser hebben aangehouden op basis van een melding van een ambulance. Eiser werd aangetroffen op de openbare weg en heeft geen identiteitsbewijs kunnen tonen, wat leidde tot zijn aanhouding op grond van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelt dat de aanhouding rechtmatig was, aangezien deze plaatsvond in het kader van de algemene politietaken van de politie.
De rechtbank wijst de beroepsgrond van eiser af, omdat er geen bewijs is dat de proces-verbalen niet overeenkomen met de werkelijkheid. Eiser heeft geen concrete feiten aangedragen die zijn beweringen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.