ECLI:NL:RBDHA:2024:13960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
NL24.25825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 28 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser werd op 9 juni 2023 toegelaten tot de nationale procedure. Op 30 mei 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 24 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.

De rechtbank concludeert dat de beslistermijn voor de asielaanvraag verstrijkt op 9 september 2024, en dat de ingebrekestelling van 30 mei 2024 prematuur is ingediend. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 9 juni 2023 is eiser toegelaten tot de nationale procedure.
Bij brief van 30 mei 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Op 24 juni 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Uit artikel 42, zesde lid, van de Vw blijkt dat bovengenoemde beslistermijn aanvangt wanneer overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 28 februari 2023. Uit de stukken in het dossier blijkt dat eiser op 9 juni 2023 is toegelaten tot de nationale procedure en dat Nederland op dat moment verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dit betekent dat de beslistermijn verstrijkt op 9 september 2024 en dat de ingebrekestelling van 30 mei 2024 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.