ECLI:NL:RBDHA:2024:14000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
NL24.25017 en NL24.25019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van eisers afkomstig uit Nagorno-Karabach en de afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft de beroepen op 16 augustus 2024 behandeld in Breda, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De asielaanvragen van eisers, die afkomstig zijn uit Nagorno-Karabach, werden op 12 juni 2024 door verweerder afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers hebben aangevoerd dat zij vanwege de oorlog in Nagorno-Karabach naar Armenië zijn gevlucht, waar zij gediscrimineerd werden. Ze betwisten de veronderstelling van verweerder dat zij de Armeense nationaliteit bezitten en stellen dat zij juridisch gezien de Azerbeidzjaanse nationaliteit hebben.

De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat eisers de Armeense nationaliteit hebben, enkel gebaseerd op de ingevulde nationaliteit in de asielaanvragen en verklaringen van eisers. De rechtbank stelt vast dat er onvoldoende bewijs is dat eisers de Armeense nationaliteit bezitten en dat verweerder niet zonder nader onderzoek heeft mogen uitgaan van deze nationaliteit. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten van verweerder vernietigd moeten worden, omdat deze zijn gebaseerd op onvoldoende onderzoek en motivering. Verweerder moet nieuwe besluiten nemen, rekening houdend met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eisers, aangezien de aanvragen ten onrechte zijn afgewezen. Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.25017 en NL24.25019

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres en [eiser] , eiser

V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] , samen: eisers
mede namens hun minderjarige zoon
[minderjarige](V-nummer [V-nummer 3] )
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Verweerder heeft met de twee bestreden besluiten van 12 juni 2024 deze aanvragen in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 augustus 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij zijn geboren in Nagorno-Karabach. Zij hebben daar gewoond en gewerkt tot eind september 2023. Op 27 of 28 september 2023 zijn zij vanwege de oorlog gevlucht naar Armenië. In Armenië werden zij gediscrimineerd. Daarnaast ondervond eiser problemen op zijn werk. Vanwege die problemen hebben zij op 5 april 2024 Armenië verlaten.
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvragen van eisers terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. In dat verband dient de rechtbank in eerste instantie te beoordelen of verweerder terecht heeft aangenomen dat eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst, Armenië. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd: de beroepsgronden.
4. De rechtbank stelt vast dat partijen met name verdeeld zijn over het antwoord op de vraag of eisers de Armeense nationaliteit bezitten.
5. Verweerder is in de bestreden besluiten ervan uitgegaan dat eisers de Armeense nationaliteit hebben. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het feit dat in de aanvragen van eisers bij nationaliteit: ‘Armeense’ is ingevuld en dat die aanvragen door eisers zijn ondertekend. Daarnaast heeft verweerder zich gebaseerd op het gegeven dat uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat eisers op de dag van de aanvragen tegenover de vreemdelingenpolitie hebben verklaard dat zij de Armeense nationaliteit hebben. Daarbij hebben eisers bij hun aanmeldgehoor ieder een Armeens paspoort overgelegd, dat is onderzocht door de Koninklijke Marechaussee en echt is bevonden.
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat er geen zorgvuldig onderzoek is verricht naar de nationaliteit. Eisers betwisten dat zij afkomstig zijn uit Armenië en dat zij de Armeense nationaliteit hebben. Zij stellen dat zij afkomstig zijn uit Nagorno-Karabach en dat zij juridisch gezien de Azerbeidzjaanse nationaliteit hebben. Zij wijzen erop dat in de Armeense identiteitsdocumenten die zij hebben overgelegd de code ‘070’ is vermeld. Die code duidt erop dat zij in Armenië niet worden gezien als burgers van Armenië, maar als burgers van Nagorno-Karabach. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat er in de periode van hun verblijf in Armenië ook geen mogelijkheid was om het Armeens staatsburgerschap aan te vragen. Volgens eisers was de chaos in Armenië destijds erg groot door het grote aantal vluchtelingen uit Nagorno-Karabach. Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat Armenië ten onrechte voor hen als veilig land is aangemerkt. Eisers stellen dat zij in 2023 zijn gevlucht uit Nagorno-Karabach naar Armenië en dat zij hebben getracht om daar te overleven, maar dat zij daar het slachtoffer zijn geworden van discriminatie.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers de Armeense etniciteit hebben. Vast staat verder dat eisers zich hebben geïdentificeerd met een echt bevonden Armeens paspoort. In beide documenten is onder ‘authority’ de code ‘070’ vermeld. De stelling van eisers dat zij die documenten hebben gekregen als vluchteling uit Nagorno-Karabach en dat die code niets zegt over de Armeense nationaliteit, vindt steun in het Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Azerbeidzjan van juni 2024:
“Een aantal Armenen uit de regio Karabach was in het bezit van paspoorten van de Republiek Armenië met daarin de code ‘070’. Deze paspoorten konden dienen als identiteitsdocumenten waarmee de documenthouders konden bevestigen dat zij in Armenië tijdelijke bescherming hadden of een vluchtelingenstatus. Volgens de Armeense overheid betekende het bezit van deze reisdocumenten niet dat zij de nationaliteit van de Republiek Armenië hadden.”
8. De rechtbank volgt eisers in hun standpunt dat verweerder niet zonder nader onderzoek heeft mogen uitgaan van de Armeense nationaliteit. Er zijn geen identificerende documenten of andere bewijsstukken overgelegd waaruit het Armeens staatsburgerschap blijkt. Verweerder heeft niet uitsluitend mogen afgaan op de vermelding van de Armeense nationaliteit in de door eisers ondertekende asielaanvragen en in het proces-verbaal van verhoor. De rechtbank acht daarbij ook van betekenis dat eisers bij de aanmeldgehoren onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat zij weliswaar etnisch Armeniërs zijn maar dat zij niet de Armeense nationaliteit hebben. Beiden hebben bij de aanmeldgehoren ook uitleg gegeven over de vermelding van de code 070 in het Armeens paspoort.
9. Omdat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de Armeense nationaliteit, is verweerder ook ten onrechte ervan uitgegaan dat eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst.
10. Deze beroepsgrond slaagt.
11. Omdat de bestreden besluiten reeds op basis van het voorgaande voor vernietiging in aanmerking komen, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak immers opnieuw moeten beoordelen wat het land van herkomst is van eisers en of eisers vervolging te vrezen hebben in hun land van herkomst, dan wel dat zij daar een reëel risico lopen op ernstige schade.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvragen ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zullen gegrond worden verklaard. De bestreden besluiten moeten worden vernietigd omdat deze zijn gebaseerd op onvoldoende onderzoek en motivering. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [1] De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of om zelf besluiten over de aanvraag te nemen. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepalen dat verweerder nieuwe besluiten moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt in totaal € 1.750 omdat sprake is van twee samenhangende zaken, de gemachtigde van eisers één beroepschrift heeft ingediend voor beide zaken en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. [2]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 12 juni 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak
nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, waarbij rekening wordt gehouden met deze
uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.