Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[minderjarige](V-nummer [V-nummer 3] )
Rechtbank Den Haag
Op 30 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL24.25018 en NL24.25020. De verzoekers, een gezin met een minderjarige zoon, hadden asiel aangevraagd, maar hun aanvragen waren door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen deze besluiten hebben de verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft, zoals toegestaan door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor is het onderzoek gesloten zonder verdere zitting.
In de uitspraak van dezelfde dag in de samenhangende zaken NL24.25017 en NL24.25019 is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de asielaanvragen van de verzoekers ongegrond zijn. Gezien deze uitkomst heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Echter, de verzoekers hebben recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de verweerder moet worden betaald. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 875, wat is vastgesteld op basis van de ingediende verzoekschriften.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.