ECLI:NL:RBDHA:2024:1401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
NL 23 36793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming in het bestuursrecht inzake nareis en niet tijdig beslissen op bezwaar

In deze zaak hebben eiseressen beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaarschrift door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 5 februari 2024 uitspraak gedaan. Eiseressen hadden aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij een familielid. Het primaire besluit van 10 maart 2023 om deze aanvragen af te wijzen, leidde tot bezwaar van de eiseressen op 25 maart 2023. Aangezien de staatssecretaris geen verweerschrift indiende, heeft de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar negentien weken bedraagt, en dat deze termijn op 19 mei 2023 was opgeschort. De beslistermijn was verder verlengd, maar uiteindelijk had de staatssecretaris op 13 oktober 2023 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet was gebeurd, was er sprake van overschrijding van de beslistermijn en was het beroep gegrond. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom verbeurt van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eiseressen, vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36793

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres 1, V-nummer: [v-nummer 1]

[naam 2], eiseres 2, V-nummer: [v-nummer 2]
[naam 3], eiseres 3, V-nummer: [v-nummer 3]
[naam 4], eiseres 4, V-nummer: [v-nummer 4]
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. D. Aygur),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaarschrift.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Eiseressen hebben bij verweerder aanvragen ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij [naam 5]. Bij besluit van 10 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen.
2. Op 25 maart 2023 hebben eiseressen bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij hebben vervolgens verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op dit bezwaar en het onderhavige beroep ingesteld.
3. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover van belang, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan schriftelijk is meegedeeld dat het in gebreke is.
4. De termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar is in het geval van eiseressen op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Deze termijn is conform artikel 7:10, tweede lid, van de Awb op 19 mei 2023 opgeschort doordat verweerder eiseressen in de gelegenheid heeft gesteld nog gronden van bezwaar in te dienen. Op 2 juni 2023 hebben eiseressen gronden van bezwaar ingediend en is de beslistermijn verder gaan lopen. Verder heeft verweerder heeft gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid die is neergelegd in artikel 7:10, derde lid, van de Awb om de beslistermijn (vóór het aflopen daarvan) met zes weken te verdagen. Hieruit volgt dat verweerder uiterlijk op 13 oktober 2023 een besluit had moeten nemen op het bezwaar van eiseressen.
5. Op 31 oktober 2023 had verweerder nog geen besluit op het bezwaar van eiseressen bekendgemaakt en hebben eiseressen verweerder in gebreke gesteld. Op dat moment was sprake van overschrijding van de beslistermijn. Het beroepschrift is ontvangen op 21 november 2023. Aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is voldaan. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. Uit artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb vloeit vervolgens voort dat moet worden bepaald dat binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden alsnog een besluit zal worden bekendgemaakt. Er zijn door verweerder geen aanknopingspunten naar voren gebracht die ertoe nopen om met gebruikmaking van het derde lid een andere termijn te bepalen.
7. De rechtbank bepaalt op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een rechterlijke dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
8. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseressen gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken op het bezwaar van eiseressen;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 (honderd euro) aan eiseressen verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten ter hoogte van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.