ECLI:NL:RBDHA:2024:1401
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming in het bestuursrecht inzake nareis en niet tijdig beslissen op bezwaar
In deze zaak hebben eiseressen beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaarschrift door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 5 februari 2024 uitspraak gedaan. Eiseressen hadden aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij een familielid. Het primaire besluit van 10 maart 2023 om deze aanvragen af te wijzen, leidde tot bezwaar van de eiseressen op 25 maart 2023. Aangezien de staatssecretaris geen verweerschrift indiende, heeft de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar negentien weken bedraagt, en dat deze termijn op 19 mei 2023 was opgeschort. De beslistermijn was verder verlengd, maar uiteindelijk had de staatssecretaris op 13 oktober 2023 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet was gebeurd, was er sprake van overschrijding van de beslistermijn en was het beroep gegrond. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom verbeurt van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eiseressen, vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.