ECLI:NL:RBDHA:2024:14011
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Bulgarije
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Gorsselink, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Justitie en Veiligheid had echter op 4 juli 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
Tegen dit besluit heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juli 2024 behandeld, maar de verzoeker is niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, F. van de Kamp. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL24.27152, behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, in aanwezigheid van griffier K.L.H. Thomas, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.