ECLI:NL:RBDHA:2024:14037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
NL24.23598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens kennelijk ongegrond verklaarde gronden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaan, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 19 april 2024 een asielaanvraag ingediend, die op 3 juni 2024 door de minister als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 31 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. Eiser stelt dat hij Nigeria heeft verlaten om zijn familie te ondersteunen, na de dood van zijn vader in 2016. Hij heeft problemen met zijn opa en is betrokken geweest bij een motorongeluk, maar de minister heeft deze elementen niet als relevant aangemerkt voor zijn asielrelaas.

De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag is afgewezen. De minister heeft gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat dit niet voldoende is voor vluchtelingenstatus of een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Nigeria. Eiser heeft niet aangetoond dat de algemene situatie in Nigeria, of zijn persoonlijke omstandigheden, een reëel risico op ernstige schade met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.23598
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en

de Minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft op 19 april 2024 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het besluit van 3 juni 2024 (het bestreden besluit) deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 19 april 2022 een asielaanvraag ingediend. Aan deze asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij Nigeria heeft verlaten omdat hij broodwinnaar van het gezin is geworden. Eisers vader is in 2016 overleden, waardoor eiser en zijn broertje en zussen zijn achtergebleven met hun moeder. Eiser had zelf een winkel in Nigeria waarmee hij zijn moeder, broertje en zussen een beetje kon onderhouden, maar dat was onvoldoende. Eiser heeft daarom zijn winkel gesloten en is vertrokken uit Nigeria. In Nederland wil eiser gaan werken om geld te verdienen waarmee hij zijn moeder, broertje en zussen kan onderhouden. Eiser heeft ook verklaard over problemen met zijn opa en met familie van iemand die bij motorongeluk met eiser gewond is geraakt.
3. Volgens de minister liggen de volgende relevante elementen ten grondslag aan het asielrelaas van eiser: Identiteit, nationaliteit en herkomst.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
4. De minister heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het relevante element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ wordt door de minister geloofwaardig geacht. Dit is volgens de minister echter onvoldoende om in aanmerking te komen voor de vluchtelingenstatus of om te spreken van een reëel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) als eiser terug zou keren naar Nigeria.
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft tegen verschillende overwegingen van de minister beroepsgronden ingediend. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hieronder.
Relevante elementen
6. Eiser stelt dat de minister ‘bedreiging door opa’ en ‘motorongeluk’ aan had moeten merken als relevante elementen. Eiser heeft tijdens het nader gehoor van 25 maart 2024 direct verklaard over de bedreiging van zijn opa.2 Het is niet op voorhand uit te sluiten dat eiser en zijn broers en zussen niet voor hun opa vrezen en dat er geen problemen meer zijn geweest door eisers opa. Dat volgens de minister uit de verklaringen van eiser niet gehaald kan worden op welke manier eisers opa schuldig is aan de dood van eisers vader is onzorgvuldig gezien eisers verklaringen. Verder is eiser betrokken geweest bij een motorongeluk. Naar aanleiding van dit ongeluk werd eiser bedreigd door de familie van het slachtoffer. Dit was reden voor eiser om het gebied waar hij toen verbleef te verlaten. Dat dit wellicht niet de directe aanleiding voor eiser is geweest om naar Nederland te komen, betekent niet dat eiser geen problemen zal ervaren met de familie van het slachtoffer als hij terugkeert naar Nigeria. Daarbij is tijdens het nader gehoor ook aan eiser niet gevraagd of hij vreest voor de familie van het slachtoffer bij terugkeer naar Nigeria.
7. De rechtbank stelt voorop dat uit Werkinstructie 2014/10 volgt dat een relevant element een feit is dat, of een omstandigheid is die, raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn uit eisers asielrelaas en in verband staat met vluchtelingschap of artikel 3 van het EVRM.
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister ‘bedreiging door opa’ en ‘motorongeluk’ niet heeft hoeven aanmerken als relevante elementen. Niet valt in te zien hoe deze elementen in verband staan met vluchtelingschap of artikel 3 van het EVRM. Uit het nader gehoor blijkt ook duidelijk dat deze elementen voor eiser geen reden zijn geweest om te vertrekken uit Nigeria. Eiser heeft namelijk onder meer verklaard dat hij bij terugkeer naar Nigeria niet echt vreest voor iemand en dat de bedreiging door zijn opa niet de reden is dat hij Nigeria heeft verlaten.3 Verder zegt eiser ten aanzien van de familie van het slachtoffer van het motorongeluk onder meer dat hij bedreigd is door de familie, en naar aanleiding daarvan heeft besloten het gebied waar hij destijds woonde te verlaten.4 Hij beschrijft dit als ‘ik had wel problemen, maar niet zo serieus’.5 Ook het motorongeluk is dus geen reden geweest voor eiser om Nigeria te verlaten, maar alleen reden geweest om naar een ander gebied in Nigeria te vertrekken. Eiser verklaart in het nader gehoor juist dat hij is vertrokken uit Nigeria, omdat hij als oudste zoon meer geld wil verdienen, zodat hij kan
2 Zie pagina 9 van het nader gehoor.
3 Zie pagina 7 van het nader gehoor.
4 Zie pagina 9 van het nader gehoor.
5 Idem.
zorgen voor zijn moeder, broertje en zussen. Omdat eiser de bedreiging door zijn opa en het motorongeluk niet ten grondslag heeft gelegd aan zijn asielrelaas en deze elementen niet in verband staan met vluchtelingschap of artikel 3 van het EVRM, heeft de minister deze elementen niet hoeven aanmerken als relevante elementen. De beroepsgrond slaagt niet.
De algemene situatie in Nigeria
9. Eiser stelt dat er sprake is van een motiveringsgebrek, omdat de minister de algemene situatie in Nigeria ten onrechte niet heeft meegenomen in het bestreden besluit. De minister is onvoldoende ingegaan op het feit dat eiser afkomstig is uit Nigeria, dat is volgens eiser namelijk op zichzelf al voldoende om een risico op ernstige schade aan te nemen. Eiser verwijst daarvoor naar het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van januari 2023, het rapport van Amnesty International over Nigeria van 2021 en 2022 en het rapport van de European Union Agency for Asylum van juni 2021. De minister verwijst bij de motivering in het bestreden besluit enkel naar zijn eigen beleid waaruit blijkt dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waardoor er een risico op schending van artikel 3 van het EVRM ontstaat als eiser terugkeert naar Nigeria. Eiser kan dit niet volgen, omdat in Nigeria sprake is van een hoog geweldsniveau en de Nigeriaanse troepen niet in staat zijn de veiligheid in het gehele land te garanderen. Iedere Nigeriaan loopt het risico om hieraan blootgesteld te worden. Daarbij komt dat in Nigeria ook sprake is van toenemend geweld van Boko Haram waarbij burgerslachtoffers vallen. Eiser verwijst hierbij naar verschillende artikelen ter onderbouwing van zijn standpunt.6 Eiser verwijst ook naar een aantal artikelen7 om te onderbouwen dat eiser een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Nigeria, omdat hij christen is.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom het enkele feit dat eiser uit Nigeria afkomstig is, onvoldoende is om in aanmerking te komen voor de vluchtelingenstatus. De minister heeft eveneens toereikend gemotiveerd dat er geen sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM als eiser terugkeert naar Nigeria. De minister mocht daarbij verwijzen naar zijn huidige beleid waaruit volgt dat er in Nigeria, of een bepaald gebied in Nigeria, geen sprake is van een uitzonderlijke situatie, waarin personen enkel door hun aanwezigheid in dat land al een reëel risico lopen op ernstige schade. Eiser heeft enkel algemene informatie overgelegd over de situatie in Nigeria. Daarbij heeft eiser niet onderbouwd hoe deze algemene informatie van toepassing is op zijn persoonlijke situatie. Het valt dan ook niet in te zien dat eiser bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. De artikelen die eiser in de beroepsfase heeft overgelegd brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd hoe deze artikelen relevant zijn voor zijn persoonlijke situatie omdat deze gaan over gebieden in Nigeria waar hij niet vandaan komt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
6 Eiser verwijst naar het artikel van het AD van 26 december 2023: ‘
Uitbraak van geweld in Nigeria kost in één weekend aan zo’n 160 dorpelingen het leven’; een artikel van RTL Nieuws van 5 januari 2024 ‘
Bloederige aanvallen teisteren Nigeria: ‘Hele dorpen zijn platgebrand’’; en een artikel van Trouw van 6 januari 2024 ‘
Met vuurwapens, machetes en middelen om brand te stichten gingen de milities van huis naar huis’.
7 Eiser verwijst naar een artikel van Katholiek Nieuwsblad van 17 januari 2024
‘Geweld tegen christenen neemt explosief toe: ‘Christenen zijn makkelijke doelwitten’; een artikel van Trouw van 17 januari 2024 ‘
Geweld tegen kerken en christelijke scholen wordt erger’; en een artikel van Open Doors van 1 januari 2024
‘Terroristen trekken bloedig spoor onder christenen Nigeria’.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 augustus 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.