ECLI:NL:RBDHA:2024:14056
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.C.Ch. Kneuvels, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot uitstel van vertrek door de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit was genomen op 10 mei 2024. Verzoeker heeft tegen dit besluit twee beroepen ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat er op de beroepen was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van 22 augustus 2024, waarin de rechtbank de beroepen gegrond had verklaard. Gezien deze uitkomst heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het verzoeker niet meer nodig was. Echter, de voorzieningenrechter heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, en de relevante wetgeving die van toepassing is, betreft de Vreemdelingenwet 2000.