In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring tegen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die op 24 juli 2024 een terugkeerbesluit had uitgevaardigd en tegelijkertijd een maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 augustus 2024, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet kon aantonen dat hij rechtmatig verblijf had in Spanje, ondanks de door hem overgelegde documenten. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en dat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn rechtsmiddelen beschikbaar voor de eiser.