ECLI:NL:RBDHA:2024:14068
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Algerijnse eiser niet in behandeling genomen door minister van Asiel en Migratie; rechtbank oordeelt dat Nederland verantwoordelijk is
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De eiser, die op 12 april 2024 zijn aanvraag indiende, kreeg te horen dat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn aanvraag, omdat hij eerder een visum van Frankrijk had ontvangen. De rechtbank heeft op 8 augustus 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde verschenen niet op de zitting.
De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Volgens de Dublinverordening is de verantwoordelijke lidstaat bepalend op basis van de geldigheidsduur van het visum. Aangezien het visum van de eiser meer dan zes maanden was verlopen op het moment van indienen van de aanvraag, is Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank wijst erop dat de zinsnede in artikel 12 van de Dublinverordening over het verlaten van het grondgebied van de lidstaten een toelichting is en geen afzonderlijke voorwaarde.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en geeft de minister de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, vastgesteld op € 875,-.