ECLI:NL:RBDHA:2024:14113
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Guinese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1998, diende zijn aanvraag op 19 september 2021 in, maar deze werd op 29 april 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 16 augustus 2024 in Breda, waar de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eiser had in zijn aanvraag gesteld dat hij in Guinee werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal, wat leidde tot zijn arrestatie en een korte gevangenisstraf. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende redenen had om de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser in twijfel te trekken, gezien de tegenstrijdigheden en inconsistenties in zijn verhaal. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat zijn gezondheidsproblemen een significante invloed hadden op zijn vermogen om coherente verklaringen af te leggen.
De rechtbank volgt de eiser niet in zijn vrees voor ernstige schade bij terugkeer naar Guinee, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij als lid van de etnische groep Sousou een verhoogd risico loopt. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat het niet aannemelijk is dat de eiser te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het terugkeerbesluit en het inreisverbod van de minister.