ECLI:NL:RBDHA:2024:14113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.19558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Guinese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1998, diende zijn aanvraag op 19 september 2021 in, maar deze werd op 29 april 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 16 augustus 2024 in Breda, waar de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eiser had in zijn aanvraag gesteld dat hij in Guinee werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal, wat leidde tot zijn arrestatie en een korte gevangenisstraf. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende redenen had om de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser in twijfel te trekken, gezien de tegenstrijdigheden en inconsistenties in zijn verhaal. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat zijn gezondheidsproblemen een significante invloed hadden op zijn vermogen om coherente verklaringen af te leggen.

De rechtbank volgt de eiser niet in zijn vrees voor ernstige schade bij terugkeer naar Guinee, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij als lid van de etnische groep Sousou een verhoogd risico loopt. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat het niet aannemelijk is dat de eiser te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het terugkeerbesluit en het inreisverbod van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19558

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en van Guinese nationaliteit te zijn. Hij heeft op 19 september 2021 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 29 april 2024 in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft in 2017/2018 in Conakry als beveiliger gewerkt voor een particulier (genaamd [naam particulier]). Eiser bewaakte samen met een andere beveiliger (genaamd [naam 2]) het huis van [naam particulier]. Op de dag dat [naam 2] werkte heeft de zoon van [naam particulier], genaamd [naam 3], de auto van [naam particulier] meegenomen en nooit meer teruggebracht. Eiser werd samen met [naam 2] beschuldigd van medeplichtigheid van diefstal van de auto. [naam particulier] gaf eiser en [naam 2] drie dagen de tijd om te vertellen waar de auto was of zijn zoon moest de auto binnen die drie dagen terugbrengen, anders zou eiser gearresteerd worden. Na drie dagen werd eiser gearresteerd, waarna hij een week en drie dagen in de cel heeft doorgebracht. De chef van de gendarmerie heeft eiser geholpen te ontsnappen uit de gevangenis. Daarna heeft eiser het land verlaten.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond [1] omdat verweerder de gestelde onterechte beschuldiging van diefstal en de hieruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig acht. Verweerder heeft de ongegrondheid kennelijk geacht, omdat eiser veel wisselende verklaringen over de gestelde gebeurtenissen heeft afgelegd en omdat eisers tijdlijn niet klopt. [2] In het bestreden besluit is vermeld dat dit besluit ook geldt als terugkeerbesluit: eiser moet Nederland onmiddellijk verlaten [3] en terugkeren naar Guinee. Verder is in het bestreden besluit een inreisverbod van twee jaar aan eiser opgelegd. [4]
De beroepsgronden
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn asielaanvraag in redelijkheid niet als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen. Ook had verweerder niet mogen besluiten tot het nemen van een terugkeerbesluit en het opleggen van een inreisverbod. Volgens eiser heeft verweerder zijn asielrelaas ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Voor zover eiser tegenstrijdige, onlogische of wisselende verklaringen heeft afgelegd, is dat volgens eiser verklaarbaar. In dat verband wijst eiser er op dat uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat hij gezondheidsproblemen had, die mogelijk de oorzaak zijn geweest van het niet coherent verklaren. Eiser stelt ook dat hij in algemene zin moeite heeft met datums, dat hij analfabeet is en nauwelijks op school heeft gezeten. Eiser vindt dat hij zeer gedetailleerde en
authentieke verklaringen heeft afgelegd. Eiser vreest voor ernstige schade bij terugkeer naar Guinee.
De zitting
7. Naar aanleiding van de beroepsgronden (punt 6 van het aanvullend beroepschrift) heeft verweerder tijdens de zitting één van de argumenten die aan eiser zijn tegengeworpen laten vallen, namelijk dat eiser wisselend zou hebben verklaard over de periode na de diefstal (punt 2.6 van het voornemen). De overige 11 tegenwerpingen uit het voornemen heeft verweerder gehandhaafd. De conclusie van verweerder over de geloofwaardigheid van het asielrelaas en het besluit tot kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag zijn dan ook niet gewijzigd.
Zorgvuldigheid
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende kenbaar rekening heeft gehouden met eisers achtergrond en zijn medische toestand. Uit het advies van MediFirst van 7 november 2022 blijkt dat MediFirst eiser in staat acht om te worden gehoord. Wel is daarbij opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met eisers buikklachten. MediFirst adviseert om een pauze in te lassen tijdens het gehoor en eiser de gelegenheid te bieden om meegebrachte medicatie in te nemen. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat er sprake is van meer beperkingen dan MediFirst heeft aangenomen, of waaruit moet worden afgeleid dat eiser helemaal niet in staat is om vanwege gezondheidsproblemen coherent te verklaren.
9. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiser tijdens het nader gehoor op 20 december 2022 heeft gemeld dat hij pijnklachten heeft en dat er meerdere pauzes zijn ingelast om eiser in de gelegenheid te stellen om iets te eten en/of om medicatie in te nemen. Om 14.06 uur is het nader gehoor afgebroken. Het nader gehoor is vervolgd op 6 januari 2023. Ook op 6 januari 2023 is aandacht geweest voor gezondheidsklachten en zijn weer pauzes ingelast.
10. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt ook dat de hoormedewerker eiser heeft gevraagd of hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen in het Sousou. De hoormedewerker heeft vragen herhaald en zich kenbaar ervan vergewist of eiser de vraag goed begrepen heeft. Waar eiser aangaf dat de tolk hem misschien niet goed heeft begrepen, is eiser in de gelegenheid geweest om zijn verklaringen te corrigeren of te verduidelijken. Ook na het gehoor is eiser in de gelegenheid geweest om het verslag met zijn gemachtigde te bespreken en om correcties of aanvullingen door te geven. Eiser heeft na het lezen van het verslag schriftelijk bericht dat hij geen correcties of aanvullingen heeft.
11. Eiser heeft in beroep niet concreet gemaakt in hoeverre zijn referentiekader van invloed is geweest op het afleggen van zijn verklaringen of in hoeverre verweerder nog meer rekening met zijn referentiekader had moeten houden. De enkele stelling dat eiser analfabeet is, is daarvoor onvoldoende. Overigens strookt deze stelling niet met een eerder afgelegde verklaring dat eiser tot groep 8 op school heeft gezeten. [5]
De geloofwaardigheid
12. Dat betekent dat verweerder in zijn beoordeling heeft mogen afgaan op de verklaringen die eiser heeft afgelegd bij de gehoren. Verweerder heeft in het voornemen voldoende gemotiveerd uiteengezet op welke punten eiser wisselend, tegenstrijdig en onlogisch heeft verklaard. Daarbij heeft verweerder ook terecht vastgesteld dat de door eiser geschetste tijdlijn niet klopt. Eiser ontkent in zijn beroepsgronden dat hij bepaalde verklaringen heeft afgelegd, hij ontkent dat verklaringen tegenstrijdig, wisselend of onlogisch zijn, of hij stelt dat zijn verklaringen verkeerd zijn geïnterpreteerd. De rechtbank ziet in deze algemene ontkenningen geen reden om te oordelen dat verweerder het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser is er immers niet in geslaagd om de grote hoeveelheid tegenstrijdigheden, de wisselende verklaringen en de onlogische verklaringen waarop verweerder de vinger heeft gelegd, te weerleggen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser na het lezen van het verslag van het nader gehoor expliciet heeft aangegeven dat hij geen correcties of aanvullingen op het verslag heeft.
Reëel risico op ernstige schade
13. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat hij vreest voor ernstige schade bij terugkeer naar Guinee. Hij wijst op de uitzonderlijke situatie in Guinee en de zogenaamde glijdende schaal. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij verwezen naar een nieuwsbericht op de website van Amnesty International van 15 mei 2024 met de titel ‘Guinea: Victims of unlawful use of force still waiting for healthcare and justice’, en naar een nieuwsbericht op de website van Al Jazeera van 27 februari 2024 met de titel ‘Two people shot dead as Guinea protest turns bloody’. Eiser stelt dat hij, mede gelet op zijn etnische afkomst, een verhoogd risico loopt om het slachtoffer van ernstige schade te worden.
14. De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet. Eiser heeft met de verwijzing naar de nieuwsberichten niet onderbouwd dat elke burger van de bevolkingsgroep Sousou vanwege die etnische afkomst een verhoogd risico loopt op ernstige schade.
15. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het niet aannemelijk is dat eiser te vrezen heeft voor vervolging bij terugkeer naar Guinee zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer naar Guinee een reëel risico loopt op ernstige schade.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Om die reden heeft verweerder terecht een terugkeerbesluit opgelegd waarin staat dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten, en terecht een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.
3.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw.
4.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
5.Verslag aanmeldgehoor 13 juni 2022, p. 7 van 14.