ECLI:NL:RBDHA:2024:14198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag; niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Ross, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn asielaanvraag op 22 november 2022 heeft ingediend en dat de Staatssecretaris op 13 januari 2023 Bulgarije heeft verzocht om eiser terug te nemen. Dit verzoek werd door Bulgarije op 23 januari 2023 geaccepteerd, wat betekende dat eiser uiterlijk op 23 juli 2023 aan Bulgarije had moeten worden overgedragen. Aangezien deze overdracht niet tijdig heeft plaatsgevonden, werd de Staatssecretaris verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser per 24 juli 2023.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, door de inwerkingtreding van WBV 2023/3, de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwistte de geldigheid van deze verlenging en stelde dat hij de Staatssecretaris prematuur in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de verlenging van de beslistermijn geldig was en dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 1 maart 2024.