ECLI:NL:RBDHA:2024:14259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
24.22825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen

In deze zaak heeft eiser, een Nigeriaanse nationaliteit met V-nummer [nummer], op 17 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft eiser op 7 maart 2024 schriftelijk geïnformeerd dat hij in de nationale procedure is opgenomen. Eiser heeft de minister op 18 april 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 31 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de minister is aangevangen op 7 maart 2024, en dat de ingebrekestelling van 18 april 2024 prematuur is ingediend. Dit betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bepaald in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op 5 september 2024. Eiser kan binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,geboren op [geboortedatum],van Nigeriaanse nationaliteit,V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiser heeft op 17 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
De minister heeft eiser op 7 maart 2024 schriftelijk geïnformeerd dat hij in de nationale procedure is opgenomen.
Bij brief van 18 april 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 31 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting. Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat wanneer in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
5. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 17 juli 2023. Anders dan eiser, stelt de
rechtbank vast dat de beslistermijn is aangevangen op 7 maart 2024. Uit de stukken welke zich in het dossier bevinden blijkt afdoende dat de Belgische autoriteiten op 8 september 2023 akkoord gegaan zijn met de overname van eiser, dat eiser niet tijdig is overgedragen aan België en dat ten gevolge daarvan Nederland op 7 maart 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Het namens eiser gestelde leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Nu de beslistermijn is aangevangen op 7 maart 2024, stelt de rechtbank vast dat de ingebrekestelling van 18 april 2024 reeds om die reden prematuur is ingediend. Het beroep voldoet reeds daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De vraag of de termijn om op de aanvraag van eiser te beslissen rechtsgeldig is verlengd met negen maanden op grond van artikel 42, vierde lid van de Vw, hetgeen namens eiser wordt bestreden, behoeft dan ook geen bespreking meer.
6. Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.