ECLI:NL:RBDHA:2024:14295
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 21 augustus 2024 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voorafgaand aan de inbewaringstelling was gehoord, maar oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank overweegt dat de belangenafweging in het voordeel van de verweerder uitvalt, omdat de eiser tijdens een eerder gehoor had aangegeven dat er geen veranderde omstandigheden waren en dat hij terug wilde naar zijn land van herkomst. De rechtbank concludeert dat de redenen voor de maatregel van bewaring voldoende zijn gemotiveerd en dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, feitelijk juist zijn. De rechtbank wijst het beroep van de eiser af en verklaart de maatregel van bewaring rechtmatig. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar de rechtbank veroordeelt de verweerder tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.750,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.