ECLI:NL:RBDHA:2024:14349
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf en beoordeling hoorplicht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen op 16 februari 2023, en het bezwaar werd op 6 mei 2024 kennelijk ongegrond verklaard door de minister van Buitenlandse Zaken. De rechtbank heeft de zaak op 5 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het doel en de omstandigheden van haar verblijf in Nederland. Eiseres betoogde dat zij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat de minister in dit geval niet verplicht was om haar te horen, aangezien het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank stelt vast dat eiseres onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar sociale en economische binding met Syrië, en dat de minister terecht twijfels heeft geuit over haar voornemen om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.