In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen.
Eiseres heeft op 26 oktober 2023 haar aanvraag ingediend, welke op 31 oktober 2023 door verweerder is ontvangen. Verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 27 april 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken opgelegd voor de beslissing. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.