In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 7 februari 2024. In die uitspraak werd bepaald dat de Minister van Asiel en Migratie binnen vier weken opnieuw moest beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft echter beroep ingesteld omdat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van het griffierecht. Het beroep is gegrond verklaard, omdat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024.