In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiser heeft zijn aanvraag op 4 december 2023 ingediend, en de Minister heeft deze op 14 december 2023 ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door de Minister met drie maanden verlengd, en eiser heeft de Minister op 11 juni 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat eiser te vroeg in beroep is gegaan, omdat de termijn van twee weken inmiddels was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank legt de Minister een beslistermijn op van acht weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Indien de Minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank bepaalt ook dat de Minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door de Minister worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024.