In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van een beroep. Verzoekers, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend, stelden de minister van Asiel en Migratie in gebreke nadat er niet tijdig op hun aanvraag was beslist. Na een beroep ingesteld te hebben op 3 mei 2024, heeft de minister op 8 juli 2024 de aanvraag ingewilligd. Hierna hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De minister heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vervolgens, zonder zitting, uitspraak gedaan op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekers en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.