ECLI:NL:RBDHA:2024:14582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.34905
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Eritrese asielzoeker met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan een Eritrese asielzoeker was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 29 augustus 2024. De eiser, die stelt Eritrees te zijn en geboren in 1998, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden beschouwd. Tijdens de zitting op 11 september 2024 was de eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er concrete aanknopingspunten waren dat de Dublinverordening op de eiser van toepassing was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet over de benodigde documenten beschikte en dat er een significant risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken.

De eiser voerde aan dat zijn recht om contact op te nemen met zijn familie was geschonden, omdat zijn mobiele telefoon in beslag was genomen door de politie in verband met een strafzaak. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser geen recht op schadevergoeding had, omdat het niet teruggeven van de telefoon niet volledig aan de verweerder kon worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34905

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A.K.E. van den Heuvel, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Eritrese nationaliteit te hebben.
Grondslag
2. Eiser voert aan dat uit het voornemen op zijn asielaanvraag van 5 september 2024 onduidelijk is bij welk land een claim is gedaan.
3. Zoals verweerder ter zitting terecht opmerkt, is voor de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw noodzakelijk dat concrete aanknopingspunten aanwezig zijn dat de Dublinverordening [2] op eiser van toepassing is. Uit de Eurodac-resultaten van 29 augustus 2024 blijkt dat op eiser de Dublinverordening van toepassing is, zodat voor de oplegging van deze maatregel van bewaring niet relevant is bij welk land een claim is gedaan.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [3] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [4] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
En als lichte gronden [5] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser betwist de zware grond 3d. Ten aanzien hiervan voert hij aan dat de maatregel van bewaring is opgelegd, omdat er concrete aanknopingspunten zijn dat de Dublinverordening op hem van toepassing is. Hiervoor is het niet relevant of eiser al dan niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware grond 3a en lichte grond 4a aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt niet over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet heeft voldaan aan onder meer het vereiste dat volgt artikel 4.21 van het Vb. Deze zware en lichte gronden tezamen zijn reeds voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. [6] De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
Contact met familie
7. Verder voert eiser aan dat zijn recht om contact op te nemen met zijn familie is geschonden. Eiser heeft bij het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring aangegeven contact te willen opnemen met zijn familie en daarvoor heeft hij zijn mobiele telefoon nodig. Deze mobiele telefoon was op dat moment nog bij de politie in verband met zijn strafzaak. Op 3 september 2024 is zijn strafzaak geseponeerd. Tot op heden heeft eiser zijn mobiele telefoon niet terug, waardoor hij nog geen contact heeft kunnen opnemen met zijn familie. Om die reden komt eiser een schadevergoeding toe.
8. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat, nog daargelaten of daar een wettelijke basis voor is, hem geen schadevergoeding toekomt, omdat hij nog geen contact heeft kunnen opnemen met zijn familie. Dat eisers mobiele telefoon niet eerder is geretourneerd, kan verweerder niet geheel worden aangerekend. Zijn mobiele telefoon is in beslag genomen door de politie in het kader van zijn strafzaak, zodat verweerder op dit punt afhankelijk is van de politie. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij contact heeft opgenomen met de regievoerder om contact op te nemen met de politie, zodat eisers mobiele telefoon zo spoedig mogelijk aan hem kan worden teruggegeven. Indien eiser stelt dat zijn belang bij het contacteren van zijn familie dermate groot is, dan lag het op zijn weg om, al dan niet via zijn gemachtigde, contact op te nemen met de politie.
Ambtshalve toets
9. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
5.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
6.Artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb.