In deze zaak heeft verzoekster op 28 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit op 15 februari 2024. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 29 mei 2024 het eerdere besluit gehandhaafd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 12 september 2024, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar verzoekster en haar gemachtigde niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.23043) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien er in die zaak al een uitspraak is gedaan, is er geen noodzaak voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.