ECLI:NL:RBDHA:2024:14623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL23.14383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursrecht en vreemdelingenrecht. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Ebes, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 werd afgewezen. Na een eerdere afwijzing heeft de minister op 12 april 2024 het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en hem het gevraagde uitstel van vertrek verleend. Hierop heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De minister heeft aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor verzoeker geen griffierecht hoeft te betalen. De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de minister tegemoet is gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit is gebaseerd op het feit dat de minister het bestreden besluit niet heeft herroepen wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid en dat verzoeker de gevraagde bewijsmiddelen pas na het indienen van bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening heeft overgelegd. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14383

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2023 (het primaire besluit) heeft de minister de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 12 april 2024 heeft de minister het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard, waarbij verzoeker het gevraagde uitstel van vertrek is verleend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De minister heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat geen aanleiding bestaat tot een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Verzoeker hoeft dus geen griffierecht te betalen.
2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de minister tegemoet gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening.
5. De minister is weliswaar tegemoetgekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De minister heeft het bestreden besluit niet herroepen wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Vastgesteld kan worden dat verzoeker de gevraagde bewijsmiddelen pas na het indienen van bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening heeft overgelegd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.