ECLI:NL:RBDHA:2024:14642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/09/663147 / HA ZA 24-253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verdeling van de gezamenlijke woning na echtscheiding met betrekking tot eigenaarslasten en onderhoudskosten

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man die na hun echtscheiding nog een gezamenlijke woning in Suriname bezitten. De vrouw vordert onder andere de verkoop van de woning en een gebruiksvergoeding, terwijl de man in reconventie een bedrag eist voor de eigenaarslasten die hij heeft betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende belang heeft bij de verkoop van de woning, aangezien partijen al overeenstemming hebben bereikt over de verkoop. De vordering tot afgifte van de sleutels is afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de vrouw niet over alle sleutels beschikte. De rechtbank heeft ook de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat de man de woning uitsluitend heeft gebruikt. De vorderingen van de vrouw met betrekking tot onrechtmatig handelen zijn eveneens afgewezen, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs zag voor de stelling dat de man onrechtmatig heeft gehandeld. In reconventie heeft de rechtbank de vrouw veroordeeld om aan de man een bedrag van € 37.600,00 te betalen, omdat de man de eigenaarslasten heeft voldaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat partijen gehuwd zijn geweest.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/663147 / HA ZA 24-253
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. Withagen te Amsterdam,
tegen
[de man]te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.C. Meijler te Den Haag.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 maart 2024, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 9 en 10;
  • het tussenvonnis van 3 juli 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte van de zijde van de man, met producties 6 tot en met 15;
  • de akte houdende nadere producties van de zijde van de vrouw, met producties 11 en 12.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdag] 1990 te [plaats] . In 2005 hebben partijen in Suriname een kavel grond gekocht voor € 19.000,00. In 2006 zijn zij begonnen met de bouw van een vakantiehuis op deze kavel (hierna: de woning).
2.2.
De rechtbank Amsterdam heeft bij (tussen)beschikking van 13 augustus 2014 op verzoek van de vrouw de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het huwelijk is op 8 september 2014 door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand ontbonden. In haar beschikking van 13 augustus 2014 heeft de rechtbank de beslissing ten aanzien van de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen aangehouden.
2.3.
Bij verstekvonnis van 16 juni 2014 heeft de rechtbank in Suriname de man veroordeeld om een bedrag van € 87.500,00 te betalen aan zijn zus [naam 1] (hierna: de zus). De zus stelde dat de man gedurende zijn huwelijk met de vrouw, althans dat zij beiden, € 117.000,00 van haar hadden geleend om de woning te betalen en dat de man slechts € 30.000,00 had terugbetaald. Na het verstekvonnis heeft de zus beslag laten leggen op de woning. De vrouw is tegen het verstekvonnis van 16 juni 2014 in verzet gegaan.
2.4.
Bij verstekvonnis van 16 februari 2015 heeft de rechtbank in Suriname de man bij verstek veroordeeld om een bedrag van € 41.500,00 te betalen aan zijn neef [naam 2] (hierna: de neef). De neef stelde dat de man gedurende zijn huwelijk met de vrouw dit bedrag van hem had geleend. De neef heeft na het verstekvonnis beslag laten leggen op de woning. De vrouw is tegen het verstekvonnis van 16 februari 2015 in verzet gegaan.
2.5.
Bij beschikking van 28 oktober 2015 heeft de rechtbank Amsterdam, voor zover van belang, de wijze van verdeling van de gemeenschap van goederen vastgesteld. Zij heeft echter overwogen dat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte om een beslissing te kunnen nemen ten aanzien van de (wijze van) verdeling van de woning, onder meer omdat nog niet duidelijk was wat de rechtbank in Suriname zou gaan beslissen.
2.6.
Bij vonnis van 11 oktober 2023 heeft het kantongerecht in het eerste kanton te Suriname het verstekvonnis van 16 juni 2014 vernietigd en de vordering van de zus, opnieuw rechtdoende, afgewezen. De kantonrechter heeft, voor zover van belang, overwogen:
‘2.2 Aangezien geopposeerden zich beroepen op de rechtsgevolgen van het bestaan van de lening en de belastbaarheid van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap daarvoor, rust op hen de bewijslast van het bestaan van de lening. Zij dienden dus het bewijs van hun stelling in rechte te brengen, te meer omdat [de vrouw] gemotiveerd heeft betwist dat er een lening bestaat en middels feiten en omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter (zie 4.3 en 5.1 van het tussenvonnis van 10 januari 2023) haar stelling dat de vordering van [naam 1] slechts bedoeld is om haar rechten in de huwelijksgoederengemeenschap te benadelen ten voordele van [de man] , voldoende aannemelijk heeft gemaakt. (…) Tegen de achtergrond van dit alles boet de door [naam 2] overgelegde schuldbekentenis in aan geloofwaardigheid.
2.3 (…)
Geopposeerden boden zelf bewijs aan van het bestaan van de lening en werden gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan zijdens [de vrouw] toegelaten om het bewijs in rechte te brengen. Nu zij echter hebben afgezien daarvan, kan de kantonrechter niet anders oordelen dan dat het bestaan van de lening in onderhavig geding in rechte niet is komen vast te staan en dat het verstekvonnis waarin [de man] is veroordeeld om het bedrag van € 87.500,- terug te betalen aan [naam 1] een rechtmatige grondslag mist en in navolging hiervan dat het verzet van [de vrouw] gegrond is.’
2.7.
Bij vonnis van 11 oktober 2023 heeft het kantongerecht in het eerste kanton te Suriname het verstekvonnis van 16 februari 2015 vernietigd en de vordering van de neef, opnieuw rechtdoende, afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwegingen opgenomen die in essentie neerkomen op de hierboven onder 2.6. opgenomen overwegingen 2.2 en 2.3.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
De vrouw vordert in conventie dat de rechtbank, samengevat:
I. primair: bepaalt dat de woning zal worden verkocht en:
- de man veroordeelt om zijn medewerking te verlenen aan het verstrekken van de verkoopopdracht aan een makelaar;
- bepaalt dat de makelaar de vraag- en verkoopprijs voor partijen bindend vaststelt;
- de man veroordeelt om onvoorwaardelijk uitvoering te geven aan de instructies van de makelaar;
- de man veroordeelt om onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan bezichtigingen zoals door de makelaar te plannen;
- de man veroordeelt onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
- bepaalt dat bij gebreke van de medewerking van de man de voor de verkoop en de eigendomsoverdracht noodzakelijke rechtshandelingen van de man vervangen worden door het vonnis met de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de man en van de akte(n) of een deel daarvan, die opgemaakt moeten worden uit hoofde van het vonnis;
- bepaalt dat na verkoop en eigendomsoverdracht van de woning uit de opbrengst de overwaarde tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;
subsidiair: de verdeling van de woning vaststelt op de voet van artikel 3:185 Burgerlijk Wetboek (BW);
II. de man beveelt om alle sleutels behorende bij de woning aan de vrouw ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom;
III. de man veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding aan de vrouw van € 583,33 per maand met ingang van 8 september 2014, te vermeerderen met rente;
IV. voor recht verklaart dat de man onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de vrouw door zich in twee procedures in Suriname bij verstek te laten veroordelen op basis van twee non-existente geldvorderingen;
V. de man veroordeelt om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 19.000,00, te vermeerderen met rente;
een en ander onder veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt de vrouw het volgende ten grondslag.
3.3.
Partijen hebben ieder voor de helft de gezamenlijke eigendom van de woning. De man lijkt niet geneigd medewerking te verlenen aan de verdeling, althans partijen lijken hierover geen overeenstemming te verkrijgen.
3.4.
De vrouw heeft jarenlang geen sleutels van de woning gehad. Weliswaar heeft zij dit jaar een sleutelbos van de man gekregen, maar tijdens een bezoek aan Suriname in mei 2024 heeft zij geconstateerd dat de sleutel van de benedenverdieping niet paste.
3.5.
De vrouw heeft verder jarenlang geen gebruik kunnen maken of genot gehad van de woning en daarmee niet de beschikking gehad over (haar deel van) het vermogen. De man heeft al die tijd het uitsluitend gebruik gehad en moet haar daarom een gebruiksvergoeding betalen. De hoogte van de gebruiksvergoeding moet volgens haar worden gebaseerd op de waarde van de woning in 2014.
3.6.
Tot slot heeft de man volgens de vrouw onrechtmatig gehandeld door zich opzettelijk bij verstek te laten veroordelen tot betaling van twee niet-bestaande leningen bij zijn familieleden en haar zo te benadelen. Volgens de vrouw heeft de man voorts in de echtscheidingsprocedure gehandeld in strijd met artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door onjuiste opgave te doen van de (waarde van de) goederen en schulden die tot de ontbonden gemeenschap behoren. De vrouw heeft daardoor schade geleden omdat zij kosten heeft moeten maken om de verstekvonnissen te laten vernietigen. De schade bestaat uit € 9.000,00 aan advocaatkosten en uit € 3.500,00 en € 6.500,00 aan reis- en verblijfkosten naar en in Suriname.
3.7.
De man voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna bij de beoordeling verder in.
in reconventie
3.9.
De man vordert in reconventie, samengevat, dat de rechtbank de vrouw veroordeelt om aan de man op het moment van de levering van de woning aan een derde een bedrag van € 37.600,00 te betalen; een en ander onder veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.10.
Aan deze vordering legt de man ten grondslag dat hij tijdens de jaren na de scheiding alle eigenaars- en onderhoudslasten van de woning heeft voldaan. Het gaat, naar schatting, om een bedrag van € 75.200,00, waarvan de vrouw de helft moet betalen.
3.11.
De vrouw voert verweer.
3.12.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna bij de beoordeling verder in.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
De woning staat in Suriname. Hierdoor heeft dit geschil een internationaal karakter, waardoor de rechtbank ambtshalve een oordeel moet geven over haar rechtsmacht en het recht dat dit geschil beheerst.
4.2.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
4.3.
Partijen hadden ten tijde van de huwelijkssluiting slechts de Nederlandse nationaliteit gemeenschappelijk. Daarom is het Nederlands recht van toepassing.
in conventie
Verkoop van de woning
4.4.
De man heeft in de conclusie van antwoord te kennen gegeven dat hij wenst dat de woning zo spoedig mogelijk wordt verkocht. Hij accepteert het in de dagvaarding opgenomen voorstel om [bedrijfsnaam] Makelaardij als makelaar te laten optreden. Partijen hebben verder, tijdens een schorsing van de zitting, afgesproken dat de vraagprijs ten minste € 340.000,00 zal zijn, tenzij [bedrijfsnaam] Makelaardij dit onredelijk zou achten. In dat geval gaan zij uit van de door de makelaar geadviseerde (lagere) vraagprijs. Ook hebben partijen afgesproken dat, indien deze makelaar dat nodig acht, nog werkzaamheden aan de woning plaatsvinden om de verkoop te bespoedigen. Voorts hebben partijen afgesproken dat zij, indien mogelijk, [bedrijfsnaam] Makelaardij een volmacht zouden geven voor de verkoop van de woning.
4.5.
Op de woning rust geen hypotheek. Partijen zijn het er verder over eens dat zij elk recht hebben op de helft van de verkoopopbrengst van de woning.
4.6.
Bij deze stand van zaken heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang bij toewijzing van de vordering betreffende de verkoop van de woning. De vrouw heeft desgevraagd tijdens de zitting bevestigd dat met een vonnis van de rechtbank niet meer kan worden bewerkstelligd dan nu is afgesproken. De rechtbank zal haar daarom niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de vordering in conventie onder I.
Sleutels
4.7.
De vordering tot afgifte van de sleutels van de woning (vordering in conventie onder II) zal eveneens worden afgewezen, aangezien de rechtbank niet kan vaststellen dat de vrouw niet over alle sleutels van de woning beschikt. De man betwist dat de vrouw niet over de sleutels (heeft) beschikt. De man heeft erop gewezen dat de vrouw in 2016 nog in de woning heeft verbleven. Verder heeft hij haar dit jaar nog via zijn advocaat een sleutelbos verstrekt. Het lag, gelet op deze betwisting, op de weg van de vrouw om nader te onderbouwen dat zij niet alle sleutels had. Zij wees erop dat de kantonrechter in Suriname de man heeft voorgehouden dat hij de sleutels moest verstrekken, maar in het door haar overgelegde proces-verbaal van 19 augustus 2021 staat slechts dat zij zelf heeft verklaard dat zij geen sleutels had. En ook als de kantonrechter dat destijds heeft gezegd, betekent dat niet dat toen ook is vastgesteld dat de vrouw niet over sleutels beschikte. Op de door de vrouw overgelegde filmpjes uit mei 2024, waarop te zien zou zijn dat zij de deur van de benedenverdieping van de woning niet kon openmaken, is onvoldoende zichtbaar of de door de man verstrekte sleutels worden gebruikt en of het slot daadwerkelijk niet opengaat. Bovendien heeft de vrouw tijdens de zitting desgevraagd aangegeven dat zij de sleutels niet meer nodig heeft, nu partijen de woning op korte termijn te koop zetten. De man zal ten behoeve van de verkoop de sleutels aan [bedrijfsnaam] Makelaardij verstrekken, die deze zo nodig aan de vrouw kan uitlenen.
Gebruiksvergoeding
4.8.
Ook de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding (vordering in conventie onder III) zal de rechtbank afwijzen.
4.9.
Op grond van artikel 3:169 BW is, tenzij een regeling anders bepaalt, iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Dit artikel heeft mede tot strekking de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding (zie bijvoorbeeld HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143). Daarbij geldt dat de redelijkheid en billijkheid de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten, tevens ex-echtgenoten, beheersen. Hierin ligt besloten dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
4.10.
Gelet op de stelling van de man dat de vrouw toegang had tot de woning en daarvan in ieder geval in 2016 gebruik heeft gemaakt, lag het op de weg van de vrouw om dit punt nader toe te lichten en te onderbouwen. Dat heeft zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. Zij heeft verwezen naar een WhatsAppbericht van 23 oktober 2023 waarin zij de man verzocht om de sleutels, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat zij sinds 8 september 2014 verstoken is geweest van het gebruik en genot van de woning. Daar komt bij dat de man de woning, naar niet in geschil is, ook amper heeft gebruikt. De man heeft tijdens de zitting verklaard dat hij tweemaal per jaar enkele weken in Suriname verbleef en in de woning voornamelijk kluste. Uit wat door de vrouw is aangevoerd blijkt niet dat dat niet klopt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de vrouw niet kan worden gevolgd in haar stelling dat de man sinds de scheiding – met uitsluiting van haar – de woning heeft gebruikt. Zij heeft daarom geen recht op een gebruiksvergoeding.
4.11.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat de vrouw geen recht heeft op een gebruiksvergoeding, wordt niet toegekomen aan een beoordeling van wat partijen hebben aangevoerd over de hoogte daarvan.
Onrechtmatig handelen
4.12.
Tot slot zal de rechtbank de vorderingen betreffende onrechtmatig handelen (vorderingen in conventie IV en V) afwijzen. In de vonnissen van de kantonrechter in het eerste kanton te Suriname van 11 oktober 2023 staat dat aannemelijk is dat de vorderingen van de familieleden van de man slechts bedoeld waren om haar rechten in de huwelijksgemeenschap te benadelen ten voordele van de man. De rechtbank begrijpt dat de vrouw hierin steun ziet voor haar stellingen, maar de overweging in deze vonnissen is voor de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de man onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter verwees bij die overwegingen naar wat in een eerdere fase van de procedure daar naar voren was gekomen en wat dat was kan uit de stukken niet worden afgeleid. In deze procedure heeft de man gemotiveerd betwist dat hij de leningen kort gezegd heeft verzonnen om haar te benadelen en uit wat de vrouw heeft aangevoerd kan niet worden afgeleid dat hij dat wel heeft gedaan. De man voert aan dat de leningen wel degelijk bestaan en dat het zonder deze leningen ook niet mogelijk zou zijn geweest om de woning te bouwen. Dat de betreffende leningen in de procedure bij de kantonrechter te Suriname niet in rechte zijn komen vast te staan, is onvoldoende om te oordelen dat de man daarover onwaarheden heeft verteld en/of met zijn familieleden afspraken heeft gemaakt om de vrouw te benadelen. Niet ondenkbaar is dat de leningen bestaan, ook al staan ze, zoals de man aanvoert, niet op papier.
Conclusie
4.13.
De rechtbank zal, zoals hierboven is overwogen, de vorderingen in conventie afwijzen.
4.14.
De proceskosten in conventie worden gecompenseerd, omdat partijen gehuwd zijn geweest.
in reconventie
4.15.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de hoofdregel van artikel 3:172 BW partijen naar evenredigheid van hun aandeel moeten bijdragen aan de uitgaven die met betrekking tot de woning bevoegdelijk zijn gedaan. Voor zover de ene partij bepaalde bedragen volledig heeft voldaan, ontstaat in beginsel een regresvordering op de andere partij.
4.16.
De rechtbank neemt tot uitgangpunt dat kosten die voor de gemeenschappelijke woning van partijen zijn gemaakt ingevolge artikel 3:172 BW door partijen ieder voor de helft moeten worden gedragen wanneer deze voortvloeien uit bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap verrichte handelingen. Of een handeling bevoegdelijk is verricht moet worden bepaald aan de hand van artikel 3:170 BW. Op grond daarvan kunnen handelingen die voor gewoon onderhoud of behoud van het goed dienen, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, door ieder van partijen afzonderlijk worden verricht. Voor het overige moet het beheer gezamenlijk plaatsvinden.
Eigenaarslasten
4.17.
De vrouw betwist niet dat de man de eigenaarslasten van de woning heeft voldaan. Tegen het betalen van de helft van de meeste eigenaarslasten heeft zij geen bezwaar. Wel maakt zij bezwaar tegen het betalen van de helft van de kosten voor beveiliging, internet, telefoon en water.

beveiliging
4.18.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij het niet redelijk vindt om de helft van de kosten voor de beveiliging van de woning te betalen, omdat zij hierover geen zeggenschap heeft gehad. De rechtbank oordeelt dat zij wel de helft van die kosten moet betalen. De rechtbank weegt daarbij mee dat al tijdens het huwelijk beveiliging van de woning aanwezig was en dat de man er daarom van mocht uitgaan dat de vrouw op zichzelf geen bezwaar had tegen die beveiliging.

internet, telefoon en water
4.19.
Voorts heeft de vrouw aangevoerd dat de kosten van internet, telefoon en water voor rekening van de gebruiker van de woning, dus de man, dienen te komen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om deze kosten voor rekening van de man te laten. Zoals volgt uit hetgeen is overwogen onder 4.10, heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat de man het uitsluitend gebruik van de woning had. Bovendien heeft de man tijdens de zitting gesteld dat internet en telefoon nodig zijn voor de beveiliging van de woning, hetgeen de vrouw niet heeft betwist.
Kosten van onderhoud
4.20.
Dat de man kosten heeft gemaakt voor het onderhoud van de woning, heeft de vrouw niet betwist. De man heeft ook tijdens de zitting gewezen op het taxatierapport van [naam 3] van 14 februari 2024 waarin staat dat de woning door de jaren heen goed is onderhouden en dat elk jaar waar nodig op korte termijn materialen zijn vervangen.
4.21.
De vrouw voert aan dat partijen de benedenwoning enkele jaren tijdens het huwelijk hebben verhuurd en dat vanuit de huurinkomsten het onderhoud aan de woning is bekostigd. Tijdens de zitting heeft de man gesteld dat de verhuur niet meer na het huwelijk heeft plaatsgevonden en dat hij de kosten van onderhoud na het huwelijk zelf heeft voldaan. Dit heeft de vrouw niet betwist.

trap, dakgoten, keuken en badkamer
4.22.
Wat betreft het vervangen of renoveren van de trap, dakgoten, keuken en badkamer voert de vrouw aan dat dit geen gewoon onderhoud betrof of diende tot behoud van de woning en ook geen handelingen betrof die geen uitstel konden leiden. Volgens haar zijn deze uitgaven niet bevoegdelijk gedaan, aangezien zij daarin geen inspraak heeft gehad.
4.23.
Naar het oordeel van de rechtbank betrof de renovatie van de trap of dakgoten wel degelijk gewoon onderhoud van de woning, althans diende dit tot behoud van de woning. Daarbij is voorts van belang dat de man in zijn WhatsAppbericht van 1 april 2018 de vrouw heeft laten weten dat ijzer aan de trap bloot was komen te liggen. Ook heeft de man gesteld dat in 2019 een traprenovatie heeft plaatsgevonden in verband met betonrot.
4.24.
Naar het oordeel van de rechtbank betrof de renovatie van de keuken en de badkamer in dit geval handelingen die geen uitstel konden leiden. De man stelt dat in januari 2024 sprake was van houtrot aan de woning en dat hij daarom aanzienlijke kosten heeft moeten maken om te voorkomen dat ook de kap van de woning zou worden aangetast. Ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake was van houtrot heeft de man gewezen op de factuur van Kilit Pest Control Services van 31 januari 2024. De vrouw heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zij heeft erop gewezen dat volgens de facturen al op 22 januari 2024 werkzaamheden hebben plaatsgevonden, voordat de woning is geïnspecteerd door Kilit Pest Control Services en dat zij geen houtrot heeft gezien. Maar de factuurdatum waarnaar zij verwees geeft geen uitsluitsel over de inspectiedatum en de vrouw is in de periode waarin dit speelde niet in de woning geweest.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat de man in dit geval de uitgaven voor de trap, dakgoten, keuken en badkamer niet onbevoegd heeft gedaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de man, naar hij stelt, de vrouw in de eerste jaren op de hoogte hield van het onderhoud van de woning en de door hem verrichte werkzaamheden, maar dat zijn berichten werden beantwoord met ordinaire beschuldigingen en scheldpartijen. De door de man als productie 5 overgelegde WhatsAppberichten bevestigen dat de man enkele keren heeft gecommuniceerd over (gebreken aan) de woning en dat dit niet heeft geleid tot een constructieve dialoog. Voorts heeft de man gesteld dat de vrouw, nadat hij stopte met het verzenden van deze WhatsAppberichten, niet meer heeft geïnformeerd naar de instandhouding van de woning, terwijl een woning in Suriname door onder meer vochtproblemen geregeld onderhoud nodig heeft. De vrouw heeft dit niet betwist.

kosten onderhoud tuin
4.26.
Wat betreft de tuin voert de vrouw aan dat deze weliswaar onderhouden moet worden, maar dat er vroeger een tuinman was die goedkoper was. Dit verweer slaagt niet. De man heeft onderhoudskosten voor de tuin onderbouwd met bonnen van werkzaamheden over de afgelopen jaren. Dat een vroegere tuinman goedkoper was, betekent niet dat de man nu onredelijke kosten heeft gemaakt voor tuinonderhoud.

redelijkheid en billijkheid
4.27.
De vrouw heeft zich tot slot beroepen op artikel 6:2 BW. Zij voert aan dat toepassing van artikel 3:172 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat de man heeft geprobeerd om haar te benadelen bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank verwerpt dit beroep, onder verwijzing naar hetgeen zij heeft overwogen onder 4.12. De rechtbank voegt daaraan toe dat de onderhoudswerkzaamheden aan de woning, zoals de vrouw niet heeft betwist, een gunstig effect hebben op de waarde van de woning en dat zij daarvan profiteert bij de verkoop van de woning.
Conclusie
4.28.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de vrouw veroordelen om aan de man een bedrag van € 37.600,00 te betalen op het moment van de levering van de woning aan een derde.
4.29.
De proceskosten in reconventie worden eveneens gecompenseerd, omdat partijen gehuwd zijn geweest en het geschil verband houdt met hun echtscheiding.

5.Beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
in reconventie
5.2.
veroordeelt de vrouw om op het moment van levering van de woning aan een derde aan de man een bedrag van € 37.600,00 te betalen;
in conventie en reconventie
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 3053