Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
dhr. [naam 2] gericht.
Beoordeling door de rechtbank
op 24 augustus 2022 en dat [naam 4] ook de bestuurlijke boete heeft opgelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van strijd met artikel 10:3, vierde lid van de Awb, omdat het rapport van 3 augustus 2022 niet meer dan een herhaling of samenvatting is van wat de sociale recherche heeft geconstateerd. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Naar het oordeel van de rechtbank had deze medewerker [naam 4], gelet op het bepaalde in artikel 10:3, vierde lid van de Awb, geen rechtsgeldig mandaat om de boete op te leggen.
Conclusie en gevolgen
€ 1.248,- in bezwaar (één punt voor het indienen van een bezwaarschrift en één punt voor de hoorzitting, met een waarde van € 624,- per punt en wegingsfactor 1,0). In totaal is dat een bedrag van € 2.998,- aan proceskosten. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder ook het griffierecht aan eiseres vergoeden van € 50,-.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 september 2022;
- herroept het primaire besluit van 25 augustus 2022;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.998,- aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres dient te vergoeden.
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2024.