6.2.In artikel 12, tweede lid, sub c van het Bbz is bepaald dat indien de verleende bijstand, vermeerderd met het in het desbetreffende boekjaar behaalde netto inkomen, meer is dan de jaarnorm, de bijstand ter grootte van het verschil kan worden teruggevorderd en dat de rest van de als geldlening verstrekte bijstand wordt omgezet in een bedrag om niet.
7. In dit geval heeft verweerder op basis van het hiervoor geschetste juridisch kader een bedrag van € 3.335,85 omgezet in een bedrag om niet. Het bedrag dat verweerder teruggevorderd heeft, op de grond dat eiser te veel heeft ontvangen, is € 2.041,34. De hoogte van eisers inkomen in het jaar 2021 is niet in geschil. Eiser bestrijdt ook niet de hoogte van de voor hem geldende bijstandsnorm. Derhalve is niet in geschil dat eiser te veel bijstand voor zelfstandigen heeft ontvangen. Tussen partijen is alleen in geschil of de terugvordering, gezien de omstandigheden van eiser, redelijk is.
8. Uit artikel 12, tweede lid onder sub c van het Bbz volgt dat het terugvorderen van (een deel van) de Bbz-uitkering een bevoegdheid is van verweerder. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of verweerder een redelijke afweging heeft gemaakt van alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen, alvorens hij is overgegaan tot terugvordering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat gedaan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van de gemeente bij de terugvordering een goede besteding van het gemeenschapsgeld is. Omdat verweerder het beschikbare budget voor bijstand maar één keer kan besteden, moet het zorgvuldig gebeuren en de mensen toekomen die er recht op hebben. Herziening en terugvordering van het teveel ontvangen bedrag is een geschikt en noodzakelijk middel om dat doel te bereiken. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht bij de afweging betrokken dat, omdat eiser een bedrag van € 2.041,34 meer heeft gekregen dan waar hij volgens de geldende norm recht op had, terugvordering van dat bedrag terecht is. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat het mislopen van een Tozo-uitkering niet maakt dat verweerder de te veel ontvangen bijstand voor zelfstandigen niet mocht terugvorderen. Als eiser voor een Tozo-uitkering in aanmerking was gekomen, had hij deze ook moeten terugbetalen voor zover eiser, gelet op de jaarnorm, te veel inkomenssteun zou hebben ontvangen. Verder heeft verweerder terecht meegewogen dat eiser geen bezwaar heeft aangetekend tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Tozo-uitkering en dat verweerder de aanvraag om bijstand voor zelfstandigen met terugwerkende kracht heeft toegekend per
1 februari 2021. Zo blijft vanaf de aanvraag om een Tozo-uitkering van 23 december 2020 tot aan 1 februari 2021 een beperkte periode over waarin eiser geen bijstand heeft ontvangen.