Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 19 augustus 2024, betrof de oplegging van een maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat hij ten onrechte niet was opgeroepen voor de telehoorzitting en dat zijn recht op rechtsbijstand was geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende op de hoogte was gesteld van de zitting en dat de oproep correct was verzonden. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van het recht op rechtsbijstand had plaatsgevonden.
Daarnaast voerde eiser aan dat het dossier onvolledig was omdat een eerder terugkeerbesluit niet was opgenomen. De rechtbank stelde vast dat het relevante terugkeerbesluit wel in het dossier aanwezig was en dat het ontbreken van het andere besluit geen invloed had op de rechtmatigheid van de maatregel. Eiser betwistte ook de rechtsgeldigheid van het aanvullend terugkeerbesluit, maar de rechtbank bevestigde dat dit besluit rechtsgeldig was ondertekend.
Tot slot werd de vraag of de grondslag van de maatregel tijdig was omgezet aan de orde gesteld. De rechtbank oordeelde dat deze kwestie niet relevant was voor de beoordeling van het beroep, dat enkel betrekking had op de maatregel van 19 augustus 2024. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.