ECLI:NL:RBDHA:2024:14691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
NL24.32863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 19 augustus 2024, betrof de oplegging van een maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat hij ten onrechte niet was opgeroepen voor de telehoorzitting en dat zijn recht op rechtsbijstand was geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende op de hoogte was gesteld van de zitting en dat de oproep correct was verzonden. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van het recht op rechtsbijstand had plaatsgevonden.

Daarnaast voerde eiser aan dat het dossier onvolledig was omdat een eerder terugkeerbesluit niet was opgenomen. De rechtbank stelde vast dat het relevante terugkeerbesluit wel in het dossier aanwezig was en dat het ontbreken van het andere besluit geen invloed had op de rechtmatigheid van de maatregel. Eiser betwistte ook de rechtsgeldigheid van het aanvullend terugkeerbesluit, maar de rechtbank bevestigde dat dit besluit rechtsgeldig was ondertekend.

Tot slot werd de vraag of de grondslag van de maatregel tijdig was omgezet aan de orde gesteld. De rechtbank oordeelde dat deze kwestie niet relevant was voor de beoordeling van het beroep, dat enkel betrekking had op de maatregel van 19 augustus 2024. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32863

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen (via een beeldverbinding). De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Is er een oproep uitgedaan om te verschijnen op de telehoorzitting?
1. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is opgeroepen om te verschijnen op de telehoorzitting. De rechtbank heeft de oproep om te verschijnen op de telehoorzitting uit het digitaal dossier verwijderd en vervolgens geen nieuwe oproep toegevoegd. De gemachtigde van eiser was daarom niet op de hoogte van de zitting. Hierdoor heeft eiser voorafgaand aan de zitting geen rechtsbijstand kunnen ontvangen van gemachtigde of haar waarnemer. Dit leidt ertoe dat eiser in zijn recht op rechtsbijstand is geschonden.
1.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat eiser een eerste beroep tegen de maatregel van bewaring heeft ingesteld. Gemachtigde mag bekend worden verondersteld met het feit dat de rechtbank gehouden is eerste beroepen op zitting te behandelen en de vreemdeling voor de zitting op te roepen. [1] De rechtbank heeft partijen op 21 en 22 augustus 2024 laten weten dat de zitting zou plaatsvinden op 3 september 2024. Op 30 augustus 2024 heeft de rechtbank aan eiser een (dubbele) oproep verstuurd om te verschijnen op de zitting. De rechtbank heeft één van deze oproepen daarna uit het digitaal dossier verwijderd. Er is in het digitaal dossier dus nog altijd een oproep om te verschijnen op de zitting aanwezig (voor de gemachtigde zichtbaar als stuk 35). Dat deze voor partijen zichtbaar was, blijkt ook uit het feit dat eiser op zitting is verschenen. Het is niet gebleken dat de oproep om te verschijnen op de zitting niet aan de gemachtigde van eiser is verstuurd. Los nog daarvan is aan gemachtigde van eiser op 28 augustus 2024 een uitnodiging voor de zitting verstuurd (voor de gemachtigde zichtbaar als stuk 32). Het is evenmin gebleken dat gemachtigde van eiser deze niet heeft ontvangen. Dat eiser tijdens de zitting geen rechtsbijstand heeft ontvangen, is dus niet te wijten aan een handeling aan de zijde van de rechtbank. Eiser is dus niet geschonden in zijn recht op rechtsbijstand.
Is er sprake van een onvolledig dossier?
2. Eiser voert aan dat het dossier onvolledig is, omdat het terugkeerbesluit van 25 juli 2018 niet in het dossier is opgenomen.
2.1.
De beroepsgrond slaagt niet. In deze zaak ligt de maatregel van bewaring van 19 augustus 2024 voor. Uit de maatregel blijkt dat het terugkeerbesluit van 10 januari 2020 aan deze maatregel ten grondslag ligt. Dit terugkeerbesluit is ook toegevoegd aan het dossier. Het valt niet in te zien waarom het terugkeerbesluit van 25 juli 2018 voor dit terugkeerbesluit van belang is. Er is dus geen sprake van een onvolledig dossier.
Is het aanvullend terugkeerbesluit van 19 augustus 2024 rechtsgeldig ondertekend?
3. Eiser voert aan dat het aanvullend terugkeerbesluit van 19 januari 2024 [
de rechtbank gaat er vanuit dat eiser 19 augustus 2024 bedoelt] niet rechtsgeldig is ondertekend.
3.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De handtekening van het aanvullend terugkeerbesluit van 19 augustus 2024 is door de rechtbank geverifieerd en rechtsgeldig bevonden. De rechtbank merkt ten overvloede op dat dit aanvullend terugkeerbesluit niet ten grondslag ligt aan de bewaringsmaatregel van 19 augustus 2024 en dat er geen beroep is ingesteld tegen het aanvullend terugkeerbesluit.
Is de grondslag van de maatregel van 1 augustus 2024 tijdig omgezet?
4. Eiser voert aan dat de grondslag van de maatregel van 1 augustus 2024 niet tijdig is omgezet. Eiser heeft namelijk op 15 augustus 2024 zijn asielaanvraag ingetrokken, terwijl pas op 19 augustus 2024 een nieuwe maatregel van bewaring is opgelegd door de minister.
4.1.
Het onderhavige beroep ziet enkel op de maatregel van 19 augustus 2024 en niet op de maatregel van 1 augustus 2024 die hieraan vooraf ging en die de rechtbank op 15 augustus 2024 heeft beoordeeld. Dit betekent dat de rechtmatigheid van de voorgaande maatregel niet ter toetsing voorligt en de vraag of de vorige maatregel al dan niet tijdig is omgezet niet door de rechtbank zal worden getoetst. De rechtbank komt om deze reden niet toe aan de vraag of door de naar gesteld te late omzetting van de vorige maatregel sprake is van een ernstige schending van eisers recht op vrijheid die doorwerkt in de huidige maatregel. [2] De beroepsgrond slaagt niet. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat ook in het geval sprake zou zijn van een te late omzetting van 2 dagen, zoals door eiser betoogd, dit geen gevolgen heeft voor de huidige maatregel van bewaring. Dit betreft namelijk, gelet op de beperkte duur van de gestelde onrechtmatige bewaring, geen ernstige schending op van het aan eiser toekomende recht om in vrijheid te worden gesteld indien de bewaring onrechtmatig is.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
5. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000.
2.Vergelijk in dit kader ABRvS 26 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:885.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.