ECLI:NL:RBDHA:2024:14742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
24/4668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitspraak voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft op 30 mei 2024 beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van dezelfde rechtbank, die op 29 mei 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen connexiteit was met een lopende bodemprocedure, wat de basis vormde voor de niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter beoordeeld. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het mogelijk om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter geen rechtsmiddel openstaat, waardoor het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak, met de voorwaarde dat dit binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet gebeuren. De rechtbank heeft de beslissing op een duidelijke en gestructureerde manier uiteengezet, waarbij de relevante juridische bepalingen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, het college

(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Inleiding

De rechtbank beoordeelt het beroep dat eiser op 30 mei 2024 heeft ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 29 mei 2024. [1]
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 29 mei 2024 uitspraak gedaan op het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening [2] . Dat verzoek is niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van connexiteit met een lopende bodemprocedure.
2. Tegen die uitspraak heeft eiser beroep ingesteld. Tegen een uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening staat echter geen rechtsmiddel open.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.zie voetnoot 1