In deze zaak heeft verzoeker op 28 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag van 15 februari 2023. De minister van Asiel en Migratie heeft op 26 augustus 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek en heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval heeft de minister aan verzoeker tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 437,50, en heeft tevens bepaald dat de minister het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.