Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Duijvelaar Pompen B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Naast de medische problematiek hoor ik dat er sprake is van een hoge werkdruk. Dat heeft over het algemeen een negatieve invloed op medische aandoeningen. Is het mogelijk om e.e.a. te objectiveren en te bespreken?Ondanks deze waarschuwing heeft DP de targets van [verzoeker] elk jaar verhoogd. [verzoeker] heeft hier ook zelf vanaf in ieder geval oktober 2010 kritiek op geuit, zonder dat DP hier iets mee heeft gedaan. Tijdens zijn functioneringsgesprek van 18 januari 2016 heeft hij zijn kritiek herhaald en vroeg hij tevergeefs om hulpmiddelen. Dit leidde tot een burn-out in 2021. Dit is DP te verwijten. Zij had dit door middel van een goed arbobeleid moeten voorkomen. De werkzaamheden van [verzoeker] bestonden met name uit het verkopen van de producten van DP aan diverse afnemers. Zijn portefeuille bestond uit circa 3500 onderhoudscontracten. Het rayon waarin hij werkte omvatte heel Nederland. Voor het behalen van de bonus was hij (naast een algemene winstpremie) grotendeels gebonden aan de targets, welke [verzoeker] steeds ruimschoots behaalde. Op 20 mei 2019 heeft [verzoeker] zich opnieuw ziek moeten melden. De verzuimbegeleider schreef daarover op 23 mei 2019 onder meer:
De emmer was even overgelopen (…). Uiteraard heb ik wel de zorg over de redenen van uitval, waarbij zijn medische situatie een grote rol speelt. Zijn medische situatie is er een die grote gevolgen heeft die aan de buitenkant niet te zien zijn en wellicht ernstig worden onderschat. Op 21 juni 2019 voegde de verzuimbegeleider daaraan toe:
[verzoeker] geeft aan dat hij met verdelen van het werk afhankelijk van zijn wisselende functioneren, kan voldoen aan een normale productie. Om die reden denkt hij dat een ziekmelding nu niet aan de orde is. Om dat moment uit te stellen en hem het werken fysiek makkelijker te maken is hij aangewezen op ergonomisch verantwoorde werkplek en daarbij hoort onder andere een normaal beeldscherm. Veelvuldig werken met een laptop is niet verstandig. [verzoeker] heeft bij herhaling verzocht om een ergonomisch verantwoorde (thuis)werkplek. Daar is niet voor gezorgd. Door te moeten werken met een te kleine laptop namen de visus klachten van [verzoeker] toe. Ondertussen bleef [verzoeker] de druk ervaren meer te moeten werken dan hij fysiek aan kon. Op 3 januari 2022 heeft hij zich opnieuw ziek moeten melden. In de rapportage van de verzuimbeleider d.d. 24 oktober 2022 is onder meer het volgende geschreven over [verzoeker] :
Zoals bekend kampt hij al lange tijd met medische klachten en die zijn de afgelopen 3-4 jaar in ernst toegenomen. (…) Geconstateerd wordt dat zijn medische situatie zich steeds verder verslechterd heeft de afgelopen 9 maanden. Hij staat nog steeds op de wachtlijst voor revalidatie; dit zal gericht zijn op zoveel mogelijk functiebehoud en niet op verhogen van zijn belastbaarheid. Heden hebben we samen geconcludeerd dat het niet meer haalbaar is om duurzaam terug te keren in arbeid. (..) Geadviseerd wordt een vervroegde IVA aan te vragen. Per 19 januari 2023 is aan [verzoeker] een IVA-uitkering toegekend, ondanks de afwezigheid van voldoende eigen re-integratie inspanningen van DP . Op 23 januari 2024 ontving [verzoeker] een brief van DP waarin zij schreef dat zij bij het UWV een ontslagvergunning had aangevraagd vanwege de duurzame arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] . Deze vergunning is op 7 februari 2024 verleend. Bij brief d.d. 15 februari 2024 heeft DP de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd tegen 1 maart 2024. Daarbij heeft zij de voor [verzoeker] geldende opzegtermijn van vier maanden ten onrechte niet in acht genomen. [verzoeker] heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar daarop is niet gereageerd. [verzoeker] verwijt DP dat zij met haar handelwijze zijn herstel heeft gestagneerd. Zij heeft niet adequaat op zijn klachten gereageerd en onvoldoende begeleiding gegeven. Door de werkdruk desondanks op te voeren, kreeg hij met een burn-out te kampen. DP heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Zij heeft niet voldaan aan haar verplichting om [verzoeker] te ontlasten en te re-integreren, waardoor de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vroegtijdig in beeld is gekomen. Om die reden kan hij (artikel 7:682 lid 1 sub c BW) aanspraak maken op de billijke vergoeding. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding is in aanmerking te nemen dat het aannemelijk is dat [verzoeker] , indien DP haar verplichtingen wel zou zijn nagekomen, zeker tot zijn pensioengerechtigde leeftijd (in mei 2026) voor DP had kunnen werken. Hetgeen hij hieraan verder ten grondslag legt komt voor zover nodig hierna aan de orde. [verzoeker] maakt verder aanspraak op de maximale transitievergoeding, de uitbetaling van zijn verlofsaldo van 348 uur en de uitbetaling van de vakantiebijslag over de periode mei 2023 tot maart 2024. In de gegeven omstandigheden kan hij verder aanspraak maken op de vergoeding van de werkelijke kosten van rechtsbijstand.
Collega Ter Steeg, revalidatiearts, stelde op 29 augustus dat patiënt de diagnose heeft: CMT type 2/HMSN type 2 met klachten van vermoeidheid, krachtsverlies en sensibiliteitsstoornis, die dientengevolge werd beperkt ten aanzien van dagbesteding en mobiliteit. Een burn-out of vergelijkbare diagnose is niet vastgesteld. Wel zijn er vermoeidheidsklachten benoemd, maar deze houden verband met de gediagnosticeerde aandoening. In de brief van de revalidatiearts is verder geschreven:
Een nieuw geconstateerde aandoening die progressief is en een wisselend beloop laat zien bij patiënten kan leiden tot emotionele onrust en angst voor de toekomst. Het lijkt mij zinvol om dat in deze casus te benadrukken, temeer omdat de neuroloog geen causaal verband tussen HMSN en overbelasting aangeeft, terwijl mijn ervaring vanuit de revalidatiegeneeskunde bij welke aandoening dan ook is, dat naast de lichamelijke aspecten ook psychosociale factoren van invloed zijn op het functioneren van de patiënt. Zeker bij patiënten die piekergedrag vertonen, zoals ook bij patiënt het geval is. Samenvattend kan worden gesteld dat de oorzaak en het verloop van de arbeidsongeschiktheid volledig verband houdt met de progressieve ziekte en dat er geen medische causaliteit bestaat tussen werkplek en werkdruk en uitval en verloop van de arbeidsongeschiktheid, dat geen burn-out gesteld is als diagnose en dat de visusklachten verband houden met de vastgestelde aandoening. In de periode voor de datum waarop [verzoeker] definitief is uitgevallen (3 januari 2022) heeft de Arboarts geen arbeidsongeschiktheid vastgesteld. Onjuist is dat [verzoeker] in 2016 aanspraak maakte op hulpmiddelen die verband hielden met zijn ziekte. Uit het als productie 1 aan het verweerschrift gehechte document blijkt dat hij op 16 januari 2017 vroeg
om hulpmiddelen en PBM’s in verband met Legionella preventie. In of omstreeks juni 2020 is [verzoeker] tijdelijk uitgevallen wegens een andere aandoening dan de hiervoor genoemde aandoening. Op 23 juni 2020 hebben partijen gesproken. Blijkens het verslag van die bespreking heeft DP aangegeven het belangrijk te vinden dat [verzoeker] wordt ingezet voor datgene wat hij aan kan en dat daarvoor belangrijk is dat de bedrijfsarts meekijkt en adviseert. Op 30 september 2020 hebben partijen opnieuw overleg gehad. Tijdens dit gesprek heeft de leidinggevende van [verzoeker] zijn zorg geuit over de balans tussen het werk van [verzoeker] en privé. [verzoeker] heeft toen aangegeven te luisteren naar de zorg, maar vooralsnog van mening te zijn dat hij zijn volledige functie (op termijn) weer kan verrichten zonder beperkingen. In het als productie 6 aan het verweerschrift gehechte verslag van het op die datum gehouden functioneringsgesprek is vermeld:
In verband met zijn gezondheid heeft Duijvelaar Pompen aangegeven dat hij zelf zijn tijd mag en moet indelen. Luister dus naar je lichaam [verzoeker]. In mei/juni 2021 hebben partijen opnieuw gesproken over de situatie van [verzoeker] . Hij maakte duidelijk dat hij de laatste twee jaar meer last heeft gekregen van zijn aandoening en veel heeft moeten inleveren. Op 12 november en 8 december 2021 spraken partijen opnieuw. [verzoeker] meldde een verslechtering van zijn medische situatie. Hij had eerder aangegeven dat hij van plan was om in 2024 te stoppen met werken, maar liet toen weten dat hij, na het raadplegen van zijn huisarts, per 1 januari 2022 moest stoppen met werken, omdat het niet langer ging. Op 8 december 2022 wordt afgesproken dat [verzoeker] zich per januari 2022 ziek meldt. Uit de gesprekken die partijen hebben gevoerd volgt dat [verzoeker] , die in die periode nog volledig arbeidsgeschikt was, als gevolg van zijn aandoening steeds meer moeite heeft ervaren om zijn functie uit te blijven oefenen en samen en op zijn initiatief met DP hier open en transparant over heeft gesproken. In zijn ziekmelding d.d. 3 januari 2022 schreef [verzoeker] onder meer:
Ondanks de vrije ATV-dagen afgelopen week voel ik mij niet in staat aan het werk te gaan. Mijn nachtrusten zijn kort en verstoord door onrust in mijn been- en armspieren. Daarnaast heb ik daar ook pijn in. Ook heb ik nog steeds last van slecht zicht. (…) Afgelopen week heb ik ook last gehad van een vorm van moniere, ik was straal misselijk en de hele wereld draait om je heen. Je kunt dan echt niets meer. [verzoeker] was in zijn functie verantwoordelijk voor de omzet in zijn rayon. Omdat de Arbodienst [verzoeker] geen medische beperkingen oplegde is tot 3 januari 2022 het reguliere systeem toegepast voor de vaststelling van de variabele beloning. Volgens dit systeem kunnen medewerkers als [verzoeker] op basis van extra verkoopinspanningen een extra beloning verdienen van maximaal drie maandsalarissen. Daartoe werden jaarlijks omzetbegrotingen opgesteld, door op de omzet die in het voorafgaande jaar was gerealiseerd de prijsindexatie toe te passen. Daarnaast is er een extra beloning gekoppeld aan het aantal contracten dat op 31 december van het jaar actief wordt onderhouden. De indexering van de omzet leidt niet tot een verhoging van de werkdruk. Met betrekking tot de jaren 2019, 2020 en 2021 heeft [verzoeker] bonussen ontvangen van achtereenvolgens ad € 8.640,92 bruto, € 14.691,53 bruto en € 6.011,77. Vanaf 2022 zijn er geen bonussen meer uitbetaald omdat [verzoeker] vanaf dat moment niet meer werkte. De stelling van [verzoeker] , dat er een niet arbeidsafhankelijke component in de extra beloning zit, is niet juist. De bonus was tot maximaal twee maandsalarissen afhankelijk van de behaalde omzet, terwijl deze voor 1 maandsalaris afhankelijk was van het aantal abonnementen. De vordering ad € 28.962,16 bruto is af te wijzen. Voor zover er wel een bonus tijdens ziekte verschuldigd zou zijn, is het redelijk om uit te gaan van het gemiddelde van de bonussen in de drie voorafgaande jaren aan de uitval. Toe te wijzen is in dat geval een bedrag ad € 10.694,02 bruto (zoals nader uiteen gezet in paragraaf 46 van het verweerschrift). De verzochte billijke vergoeding is af te wijzen omdat aan de zijde van DP niet sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Ten titel van transitievergoeding heeft [verzoeker] aanspraak op de betaling van een bedrag ad € 94.527,92 bruto. Het is juist dat DP bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst een te korte opzegtermijn in acht heeft genomen. In verband daarmee heeft zij aan [verzoeker] te betalen een bedrag ad € 21.906,72 bruto. Met betrekking tot de vordering van [verzoeker] betreffende de vakantiedagen c.a. voert DP het volgende aan. DP heeft met alle verkopers, waaronder ook [verzoeker] , in 2015 afgesproken dat er geen vakantieregistratie meer werd bijgehouden en dat het verlofsaldo bij de start van het jaar steeds op nul werd gezet. De verkopers van DP mochten in beginsel in overleg met hun leidinggevende zelf bepalen of en hoeveel vrij zij wilden hebben, mits het werk en de resultaten dit toelieten. In 2021 wilde DP van deze afspraak af, maar [verzoeker] wilde dit niet. DP kan hem op haar beurt aan die afspraak houden. Voor zover hij zich beroept op zijn arbeidsovereenkomst en de CAO, doet DP een beroep op artikel 6:248 BW, op afstand van recht en rechtsverwerking. [verzoeker] heeft recht op de opgebouwde vakantietoeslag over de periode van 1 juli 2023 tot 1 maart 2024 ad € 4.327,25 bruto, nu het vakantietoeslag jaar bij DP loopt van 1 juli tot 1 juli. Voor zover er loon is te betalen, is de verzochte wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Omdat er tussen partijen discussie is ontstaan over onder meer de eindafrekening, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding is het tot op heden niet gekomen tot een financiële afwikkeling van het dienstverband. Zodra deze zaak is afgerond, zal daartoe worden overgegaan.
In verband met zijn gezondheid heeft Duijvelaar Pompen aangegeven dat hij zelf zijn tijd mag en moet indelen. Luister dus naar je lichaam [verzoeker]. Per 19 januari 2023 is aan [verzoeker] een IVA-uitkering toegekend. Op 23 januari 2024 ontving [verzoeker] een brief van DP waarin zij schreef dat zij bij het UWV een ontslagvergunning had aangevraagd vanwege zijn duurzame arbeidsongeschiktheid. Deze vergunning is op 7 februari 2024 verleend. Bij brief d.d. 15 februari 2024 heeft DP de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd tegen 1 maart 2024.
Gemiddelde bonussen, winstuitkeringen en variabele eindejaaruitkering per maandad € 575,09 bruto (€ 6.901,08 bruto per jaar). Het is de kantonrechter niet duidelijk wat de specificatie is van dit bedrag. Meer in het bijzonder is niet duidelijk of daarin (mede) is begrepen (een voorschot op) het zojuist, in rechtsoverweging 2.6 genoemde bonusbedrag, of dat het jaarinkomen is te verhogen met het zojuist genoemde bedrag ad € 6.901,08 bruto én het in rechtsoverweging 2.6 genoemde bedrag ad € 9.978,41, zodat het totale jaarinkomen totaliseert op een bedrag ad € 104.309,33. DP wordt in de gelegenheid gesteld om zich hierover bij akte uit te laten, waarna [verzoeker] in de gelegenheid zal zijn om een antwoordakte te nemen. Op basis van de nog nader te verschaffen informatie zal de transitievergoeding bij eindbeschikking worden toewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (artikel 7:686a lid 1 BW) 1 april 2024 tot de dag der algehele voldoening.
voor kosten voor juridische bijstand ter advisering rondom zijn rechtspositie en begeleiding ter verkrijging van zijn juridische positie. Een dergelijke vordering kan alleen aan de orde komen indien DP zich schuldig zou hebben gemaakt aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is geen sprake. Het in rechtsoverweging 2.1.8 genoemde verzoek zal daarom bij eindbeschikking worden afgewezen.