ECLI:NL:RBDHA:2024:14822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
NL24.20742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalië afkomstige eiseres wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bescherming als alleenstaande vrouw

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Somalië afkomstige eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, die op 26 augustus 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 1 mei 2024 een afwijzing van de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt de gronden van beroep die eiseres heeft ingediend, waaronder de ongeloofwaardigheid van haar verklaringen over de problemen met haar zwager en haar status als alleenstaande vrouw. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van eiseres niet ter discussie staan, maar dat de problemen met haar zwager niet geloofwaardig zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zij daadwerkelijk bedreigd wordt door haar zwager, die lid is van Al-Shabaab. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet als alleenstaande vrouw kan worden aangemerkt, omdat zij familieleden in Somalië heeft die haar kunnen ondersteunen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank wijst ook op de medische gronden die door eiseres zijn ingediend, maar concludeert dat deze niet leiden tot een ander oordeel over de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20742

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres,

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister,
(gemachtigde mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 26 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 1 mei 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiseres heeft op 12 juni 2024 gronden van beroep ingediend. Op 18 juni 2024 heeft eiseres aanvullende gronden van beroep ingediend. De minister heeft op 12 juli 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Op 15 juli 2024 heeft de minister een aanvullende besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Eiseres heeft op 26 augustus 2024 aanvullende gronden van beroep ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Als tolk was M. Youssouf Mohamed aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag.
De echtgenoot van eiseres is omstreeks 2007 vermoord door zijn broer (die tevens lid was van Al-Shabaab) nadat hij weigerde om hun zoon te laten rekruteren. Hierna is eiseres samen met haar kinderen Somalië ontvlucht en heeft zij vijf jaar in Saoedi-Arabië gewoond. In 2015 keerde zij terug naar Somalië. Haar zwager ontdekte dat eiseres terug was en wilde met haar trouwen. Omdat weigeren geen optie is en zij niet met hem wilde trouwen, is eiseres Somalië opnieuw ontvlucht in oktober 2015 en heeft zij vijf jaar bij haar dochter in Zweden gewoond. Daarnaast heeft eiseres problemen ervaren door haar stamafkomst.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Problemen met uw zwager
3. Problemen vanwege uw stamafkomst
4. U bent een alleenstaande vrouw
De minister heeft geconcludeerd dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet ter discussie staan. De problemen van eiseres met haar zwager zijn door de minister ongeloofwaardig geacht. Door de minister is geloofwaardig geacht dat eiseres tweemaal problemen heeft ondervonden vanwege haar stamafkomst en dat zij daarbij vreesde om gedood te worden. De minister heeft eiseres niet aangemerkt als alleenstaande vrouw. Aan eiseres is geen asielvergunning verleend als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Voorts is aan eiseres geen afgeleide asielvergunning verleend als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vw. Ook komt eiseres volgens de minister niet in aanmerking voor een reguliere verblijfsvergunning. Aan eiseres is ten slotte een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van vier weken.
Gronden van beroep6. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe, samengevat weergegeven, het volgende aan.
7. Eiseres persisteert allereerst bij alles wat zij eerder over haar zwager heeft gesteld.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door haar is verklaard onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens haar onjuist of onvolledig is en waarom. Dit kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich daarom beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Ten aanzien van de problemen met haar zwager8. Eiseres betoogt dat haar zwager traditioneel is en daarom een huwelijk tussen beiden aan de orde is. Hij is ook degene die de dochter van eiseres tot een huwelijk probeerde te dwingen. Ook al was de huwelijkswens niet door de zwager voor het eerste vertrek van eiseres uit Somalië gecommuniceerd, en evenmin na haar terugkomst omdat zij na het korte bezoek van haar zwager het huis ontvluchtte, laat dit onverlet dat hij zich aan het culturele gebruik zou willen houden om met eiseres te trouwen nadat haar echtgenoot was overleden. Eiseres verwijst naar het gehoor van haar dochter waar zij uitgebreid heeft verklaard over haar oom (de zwager van eiseres). Eiseres kan geen bescherming krijgen tegen haar zwager die lid is van Al-Shabaab. Voor de dochter van eiseres werd door de minister wel geconcludeerd dat zij geen bescherming kon krijgen tegen hem.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat niet ten onrechte door de minister is gesteld dat eiseres vaag heeft verklaard over de problemen met haar zwager. Eiseres baseert zich op aannames en heeft niet concreet aangegeven en onderbouwd waarom zij vreest voor haar zwager. Zo verklaart eiseres onder meer in het nader gehoor [2] :
Zijn er behalve de door u genoemde redenen nog andere redenen vooruw vertrek?
Ja, dus mijn schoonbroer wilde met mij, tegen mijn wil, trouwen. Hij zeitegen mij, je bent weduwe, je moet trouwen. Ik wilde niet. (…)
Hoe weet u dat uw schoonbroer nog steeds met u wil trouwen?Ja, hij is toch de broer van mijn overleden man. Het is cultuur bepaald.Het is of trouwen of vermoorden.
(…)
Hoe is de broer van uw man erachter gekomen dat u terug was?We zijn toch familie van elkaar. Ik ben op bezoek geweest bij zijn zus.
Heeft u de broer van uw man ontmoet?Hij kwam naar het huis van zijn zus. Hij kwam binnen, hij zag mij en ikzag hem. Hij ging weer weg, ik dacht dat hij een wapen ging pakken enik ben meteen op de vlucht geslagen.

Heeft hij iets tegen u gezegd?Nee.De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat haar zwager daadwerkelijk kenbaar heeft gemaakt met eiseres te willen trouwen, dat hij haar om die reden heeft bedreigd en dat hij een wapen heeft gepakt (waarvoor zij vreesde). Van dwang is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken. De rechtbank betrekt in dat kader het gegeven dat eiseres niet alleen gedurende haar verblijf in Saoedi-Arabië maar ook daarna, na haar terugkeer naar Somalië, contact hield met haar schoonfamilie. Door op bezoek te gaan bij haar schoonzus nam eiseres het risico om daar haar zwager tegen te komen voor wie zij stelt te vrezen. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze omstandigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met haar zwager.

8.2.
Voor zover eiseres vindt dat haar verklaringen gelezen en begrepen moeten worden in het licht van de verklaringen die door de dochter van eiseres zijn afgelegd, stelt de rechtbank dat het aan eiseres is om de gestelde problemen die de basis vormen van haar asielrelaas aannemelijk te maken en te onderbouwen. Een verklaring van een ander, zoals in dit geval van haar dochter, kan in beginsel slechts dienen als bevestiging of ondersteuning van een door eiseres zelf gesteld probleem dat aannemelijk is.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres en haar dochter tegenstrijdig hebben verklaard over de problemen met de zwager van eiseres. Zo heeft eiseres verklaard dat zij haar zwager slechts één keer kort heeft gezien en dat zij vreest voor huwelijksdwang op grond van de culturele gebruiken [3] , maar verklaart de dochter van eiseres dat zij een periode bij haar oom (de zwager van eiseres) heeft gewoond en dat hij tegen haar moeder (eiseres) heeft gezegd dat zij met hem moest trouwen. [4] De verklaringen van de dochter van eiseres kunnen dan ook niet leiden tot het (alsnog) aannemelijk maken van de door eiseres gestelde problemen met haar zwager. Deze beroepsgrond faalt.
Ten aanzien van het aanmerken als alleenstaande vrouw9. Eiseres heeft verklaard dat zij twee volwassen kinderen heeft die beiden in Mogadishu wonen. De dochter van eiseres heeft verklaard dat de verblijfplaats van haar broer en zus onbekend is. Verder betoogt eiseres dat zij haar beide kinderen al negen jaar niet heeft gezien en dat er met hen geen contact is, zodat niet valt in te zien dat zij bij terugkeer tot ondersteuning van eiseres bereid zouden zijn. De steun die eiseres in het verleden van familieleden ontving was gericht op haar vertrek en betekent niet dat door deze familieleden bij terugkeer van eiseres ook permanente steun zal worden geboden. Ook heeft de minister onvoldoende zorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd waarom eiseres geen reëel risico op ernstige schade loopt.
9.1.
Het landgebonden beleid voor alleenstaande vrouwen uit Somalië is neergelegd in paragraaf C7/30.4.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) en luidt als volgt.
Aan een alleenstaande vrouw uit Somalië verleent de IND in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Bij de beoordeling of een vrouw in Somalië als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, wordt in ieder geval meegewogen dat:
zij geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft – in Somalië met wie zij kan gaan samenleven;
de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld;
er geen familielid tot in de derde graad of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.
9.2.
De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet als alleenstaande vrouw kan worden aangemerkt en daarom niet onder het ‘alleenstaande vrouwen beleid’ voor Somalië valt zoals opgenomen in paragraaf C7/30.4.3. van de Vc. Hiertoe heeft de minister in aanmerking kunnen nemen dat eiseres familieleden in de eerste graad heeft waarop zij kan terugvallen voor opvang en bescherming. Niet valt in te zien waarom eiseres ook na jaren van afwezigheid geen contact met hen zou kunnen zoeken of - indien hun verblijfsplaats niet bekend zou zijn - zij niet bij andere familieleden zou kunnen informeren naar hun huidige woonplaats. Daarbij heeft de minister kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard familieleden in Mogadishu te hebben waarop zij eerder, na terugkeer uit Saudi-Arabië, is teruggevallen en die haar onderdak hebben geboden en later eveneens hebben geholpen met haar uitreis naar Turkije. Niet valt in te zien waarom eiseres zich niet opnieuw tot hen zou kunnen wenden voor onderdak of ondersteuning. De beroepsgrond slaagt niet.
Ten aanzien van de problemen vanwege de stamafkomst10. Eiseres stelt dat door de minister, hoewel hij de problemen met de stamafkomst geloofwaardig acht, in het bestreden besluit niet wordt aangegeven waarom zij nu niet te vrezen zou hebben voor een herhaling van de problemen. Gegronde vrees komt de grond niet te ontberen door enkel tijdsverloop, aldus eiseres.
10.1.
Niet in geschil is dat eiseres tot de stam Marehan behoort. Door eiseres is niet gesteld dat sprake is van vervolging van de stam waartoe zij behoort. Eiseres heeft wel tweemaal problemen ervaren vanwege de stamafkomst. De minister heeft deze problemen geloofwaardig geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onterechte op het standpunt gesteld dat er bij de geloofwaardig geachte problemen vanwege de stamafkomst geen sprake is van gebeurtenissen waarbij eiseres aan handelingen in zin van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is blootgesteld. Daarbij heeft de minister mogen betrekken dat de problemen zich hebben voorgedaan in 2007 en dat zich nadien, ook niet na terugkeer van eiseres naar Somalië van Saoedi-Arabië, geen nieuwe problemen hebben voorgedaan. Eiseres is niet ten onrechte niet aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Ten aanzien van het reëel risico op ernstige schade11. Eiseres persisteert bij de zienswijze voor wat betreft het binnenlands vestigingsalternatief en stelt geen liquide middelen te hebben voor een vlucht.
11.1.
Persisteren bij een zienswijze waarop in het bestreden besluit door de minister al is ingegaan, zonder aan te geven op welk punt het bestreden besluit tekortschiet, kan niet tot een ander oordeel leiden.
11.2.
De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Dhusamareb een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM, nu Al-Shabaab daar niet aan de macht is. Onder verwijzing naar de Vreemdelingencirculaire C7/30.4.2 heeft de minister kunnen overwegen dat eiseres evenmin over land hoeft te reizen door gebieden die door
Al-Shabaab worden gecontroleerd, maar – blijkens de informatie uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 – met een binnenlandse vlucht naar een vliegveld in de buurt van Dhusamareb kan reizen. De enkele stelling van eiseres dat zij geen middelen heeft voor een dergelijke vlucht maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gesproken worden van een situatie in Somalië als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De stelling dat in het geval van eiseres wel sprake is van een artikel 15c situatie omdat zij een alleenstaande vrouw is, gaat niet op gelet op wat hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 9.2. Ook deze beroepsgrond faalt.
Uitstel van vertrek12. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft een beroep van rechtswege ook betrekking op een besluit waarbij een eerder bestreden besluit wordt ingetrokken, gewijzigd of vervangen. Dat betekent dat onderhavig beroep van eiseres tevens ziet op de aanvullende beschikking die door de minister is genomen op 15 juli 2024.
12.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in de aanvullende beschikking van 15 juli 2024 een besluit heeft genomen dat is gebaseerd op door eiseres op 18 juni 2024 in de nadere gronden van beroep overgelegde medische informatie. Daarmee komt de minister op dit onderdeel van het bestreden besluit (alsnog) tegemoet aan eiseres door eiseres op medische gronden (voorlopig) uitstel van vertrek te verlenen in afwachting van de behandeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 64 van de Vw.
12.2.
De gemachtigde van eiseres heeft zich ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat de beroepsgronden die zien op de beoordeling van de medische noodzaak tot het verlenen van uitstel van vertrek in het onderhavige geding geen bespreking meer behoeven en mogelijk in een andere procedure (artikel 64 van de Vw) aan de orde gesteld zullen worden.
Terugkeerbesluit
13. Het bestreden besluit van 1 mei 2024 bevatte eveneens een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken, gebaseerd op artikel 62, eerste lid, van de Vw. In de aanvullende beschikking van 15 juli 2024 heeft de minister het terugkeerbesluit ingetrokken. Voor zover tegen dit onderdeel van het bestreden besluit door eiseres beroepsgronden waren ingediend behoeven deze om die reden geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft.
15. Omdat het beroep van eiseres gelet op artikel 6:20 van de Awb tevens betrekking heeft op de aanvullende beschikking van 15 juli 2024 is door de rechtbank beoordeeld of de minister met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld. Daarvoor kan aanleiding bestaan als hij aan eiseres tegemoetgekomen is. Van tegemoetkomen is geen sprake als een in beroep bestreden besluit is aangevuld als gevolg van (eerst) in de gronden van beroep overgelegde gegevens. De beoordeling van de noodzaak van voorlopig uitstel van vertrek te verlenen op medische gronden, in afwachting van de aanvraag en behandeling van een verzoek als bedoeld in artikel 64 van de Vw, kon ten tijde van het besluit 1 mei 2024 nog niet worden gemaakt omdat de benodigde medische informatie door eiseres eerst op 18 juni 2024 werd overgelegd. Om die reden bestaat geen aanleiding om de minister tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.

BeslissingDe rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
I. Wolthuis, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.p. 11 en 16 van het Nader Gehoor.
3.p. 11 en 16 van het Nader Gehoor.
4.p. 4 en 9 van het Nader Gehoor van de dochter van eiseres, zoals door de gemachtigde van eiseres is overgelegd als bijlage bij de gronden van beroep van 12 juni 2024.