ECLI:NL:RBDHA:2024:14824
Rechtbank Den Haag
- Versnelde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 13 mei 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 24 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. De termijn voor het indienen van een claimverzoek op grond van de Dublinverordening was twee maanden, en Nederland werd verantwoordelijk voor de aanvraag op 8 oktober 2023. De beslistermijn van zes maanden eindigde op 8 april 2024, maar de minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd vanwege de inwerkingtreding van het WBV 2023/3. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was.
Aangezien de ingebrekestelling van 13 mei 2024 prematuur was ingediend, voldeed het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak is bekendgemaakt op 19 september 2024.