ECLI:NL:RBDHA:2024:14841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak na overschrijding beslistermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoeker die om vergoeding van proceskosten heeft verzocht. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag, ingediend op 28 november 2022. De verzoeker heeft op 25 maart 2024 beroep ingesteld, omdat de minister niet binnen de wettelijk gestelde termijn had beslist. Op 15 april 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft overwogen dat het beroep van verzoeker van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen, maar heeft desondanks de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De rechtbank heeft in haar beslissing de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024. Verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.