ECLI:NL:RBDHA:2024:1485
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- D.C. Laagland
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het besluit van 8 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar beroepschrift van 9 januari 2024 geen gronden heeft vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft op 17 januari 2024 haar gemachtigde teruggetrokken en er heeft zich geen opvolger gemeld. De rechtbank heeft eiseres op 25 januari 2024 verzocht om de gronden uiterlijk op 5 februari 2024 in te dienen, met de waarschuwing dat het beroep anders niet-ontvankelijk verklaard zou worden. Eiseres heeft echter geen gronden ingediend.
De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan connexiteit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt.