In deze zaak heeft eiseres op 7 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 17 mei 2023 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend op 8 juni 2023. Vervolgens heeft zij de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar, en op 21 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 13 mei 2024 alsnog een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. Het beroep tegen het besluit van 13 mei 2024 is ongegrond, omdat eiseres geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen dit besluit.
Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding, omdat de minister niet tijdig op het bezwaarschrift heeft beslist. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding vast op € 437,50 en draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is aan de partijen verzonden.