ECLI:NL:RBDHA:2024:1487
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de verzoeker, een Russische nationaliteit hebbende eiser, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Talsma.
De rechtbank heeft de zaak op 1 februari 2024 behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Spanje niet adequaat kan worden geholpen, omdat hij vreest voor zijn veiligheid en onvoldoende bijstand van tolken en rechtshulpverleners verwacht. Hij heeft zijn zorgen over de situatie in Spanje onderbouwd met persoonlijke ervaringen, waaronder een aangifte tegen een voormalig collega. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat Spanje niet kan voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese asielrichtlijnen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat het aan eiser is om aan te tonen dat er in zijn specifieke geval redenen zijn om van dit beginsel af te wijken. Eiser is hierin niet geslaagd, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.