In deze zaak heeft eiseres op 28 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 21 mei 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 14 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. De wettelijke beslistermijn voor de minister is zes maanden na ontvangst van de aanvraag, maar kan met negen maanden worden verlengd in geval van een grote instroom van aanvragen.
In deze zaak is de aanvraag op 28 oktober 2023 ingediend, waardoor de beslistermijn op 28 april 2024 eindigde. De minister heeft echter de beslistermijn verlengd met negen maanden, wat rechtsgeldig is verklaard door de rechtbank in een eerdere uitspraak. Hierdoor was de ingebrekestelling van 21 mei 2024 prematuur, en voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.