ECLI:NL:RBDHA:2024:14933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/09/670747 / JE RK 24-1451 en C/09/669139 / JE RK 24-1260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarigen met ernstige ontwikkelings- en veiligheidszorgen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 september 2024 uitspraak gedaan over twee verzoeken met betrekking tot minderjarigen. Het eerste verzoek betreft een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige 1], die ernstige zorgen oproept vanwege haar ontwikkeling en veiligheid. De minderjarige onttrekt zich aan hulpverlening, vertoont zelfbepalend gedrag en is meermaals weggelopen, wat leidt tot gegronde vrees voor onveilige situaties. De kinderrechter oordeelt dat gesloten plaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te beschermen en haar de benodigde hulpverlening te bieden.

Het tweede verzoek betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling voor [de minderjarige 2]. De kinderrechter constateert dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door de turbulente thuissituatie en de invloed van [de minderjarige 1]. De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling te verlengen, zodat de hulpverlening kan worden voortgezet en de stabiliteit in de thuissituatie kan worden gewaarborgd.

De kinderrechter verleent de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden en verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] tot 18 maart 2025. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers:
I. C/09/670747 / JE RK 24-1451
II. C/09/669139 / JE RK 24-1260
Datum uitspraak: 5 september 2024
Beschikking van de kinderrechter
I.
Machtiging gesloten jeugdhulp
II.
Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
- [de minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
advocaat: mr. T. Dreiling te Leiden,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • verzoekschrift I met bijlagen, ontvangen op 8 augustus 2024;
  • verzoekschrift II met bijlagen, ontvangen op 5 juli 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 29 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige 1] met haar advocaat;
- de moeder.
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [de minderjarige 1] – in de aanwezigheid van haar advocaat – ook apart een gesprek gevoerd met de kinderrechter.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 2] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige 2] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige 1] is erkend door [naam 3] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.3.
De verblijfplaats van [de minderjarige 1] varieert.
2.4.
[de minderjarige 2] woont bij de moeder.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 maart 2024 [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 18 maart 2025 alsmede een machtiging verleend [de minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 18 september 2024.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 maart 2024 [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 18 september 2024.

3.De verzoeken

Verzoek I – machtiging gesloten jeugdhulp
3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [de minderjarige 1] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] kampt met hechtingsproblematiek, voelt zich minderwaardig en voelt zich vaak somber waarbij sprake is van zelfbeschadiging en suïcidale gedachten. Ook kunnen de stemmingen van [de minderjarige 1] snel omslaan. [de minderjarige 1] gaat niet naar school en hangt de hele dag rond met haar meerderjarige vriend. De afgelopen periode heeft [de minderjarige 1] op verschillende crisisplekken verbleven. Op 13 juni 2024 is zij in de crisisopvang van [jeugdzorginstelling] in [plaats] geplaatst waar ze zelfstandigheidstraining kon volgen. [de minderjarige 1] wil zelfstandig leren functioneren, maar stelt zich zelfbepalend en niet begeleidbaar op. [de minderjarige 1] was nauwelijks aanwezig en is op eigen initiatief meermaals met het openbaar vervoer naar haar vriend gegaan, waarbij ze zich schuldig heeft gemaakt aan zwartrijden. Sinds juli 2024 is [de minderjarige 1] verhuisd naar de crisisopvang van [afdeling] , waar ze weer wegloopgedrag liet zien. Doordat [de minderjarige 1] zich niet begeleidbaar opstelt is de hulpverlening de afgelopen periode niet van de grond gekomen. Een gesloten machtiging is volgens de gecertificeerde instelling noodzakelijk zodat [de minderjarige 1] haar patronen kan doorbreken en de benodigde hulpverlening kan aangaan. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling zorgen over de relatie van [de minderjarige 1] met haar vriend. De relatie kenmerkt zich door verbaal en fysiek geweld waarbij [de minderjarige 1] meermaals zichtbaar is mishandeld en hiervan aangiften heeft gedaan. De gecertificeerde instelling vindt een gesloten plaatsing essentieel om de relatie te doorbreken.
Verzoek II – verlenging ondertoezichtstelling
3.3.
De gecertificeerde instelling verzoekt om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.4.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige 2] groeit op in een turbulent gezin waarbij ze getuige is geweest van verbaal en fysiek geweld. Er zijn zorgen dat [de minderjarige 2] negatief wordt beïnvloed door het gedrag van [de minderjarige 1] . [de minderjarige 2] vertoont zelfbepalend gedrag en heeft moeite met het volgen van een gezond eetpatroon. Door de thuissituatie is de moeder overbelast geraakt, waardoor het haar onvoldoende lukt om adequaat regels en grenzen te stellen. Sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] is er meer rust gekomen binnen het gezin. Er is voor de moeder en [de minderjarige 2] hulpverlening ingezet vanuit Massive Care en de Opvoedpoli. Het is noodzakelijk dat dit de komende periode wordt voortgezet. De gecertificeerde instelling geeft aan dat de hulpverlening wordt geaccepteerd, maar verwacht dat de motivatie van de moeder en [de minderjarige 2] afneemt indien de hulpverlening wordt voortgezet in het vrijwillig kader. Daarnaast geeft de gecertificeerde instelling aan dat de samenwerking met de moeder goed verloopt.

4.De standpunten

Verzoek I – machtiging gesloten jeugdhulp
4.1.
Door en namens [de minderjarige 1] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [de minderjarige 1] heeft naar voren gebracht dat het de laatste periode beter met haar gaat. Ze luistert naar de regels van de moeder, heeft een baan gezocht en wil graag haar diploma halen. [de minderjarige 1] ziet graag dat zij weer bij de moeder kan wonen. [de minderjarige 1] geeft aan dat de relatie tussen de moeder en [de minderjarige 1] is verbeterd waardoor er minder spanningen en conflicten tussen hen zijn. Door de advocaat worden zorgen geuit over de gesloten jeugdzorg en wordt gesteld dat een gezinshuis meer passend is voor de problematiek van [de minderjarige 1] .
4.2.
Door de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder uit zorgen over het gedrag van [de minderjarige 1] en geeft aan dat zij geen andere mogelijkheid voor [de minderjarige 1] ziet dan een gesloten plaatsing. De moeder had graag gezien dat [de minderjarige 1] zich meer begeleidbaar had opgesteld en de aangeboden behandelingen een kans had gegeven. Daarnaast uit de moeder ernstige zorgen over de conflictueuze relatie tussen [de minderjarige 1] en haar vriend. De moeder geeft aan dat ze de afgelopen periode geen verandering heeft gezien in het gedrag van [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] houdt zich nog altijd niet aan de gemaakte afspraken, loopt weg en laat destructief gedrag zien.
Verzoek II – verlenging ondertoezichtstelling
4.3.
Door de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder vindt het prettig als de ondertoezichtstelling wordt verlengd en benadrukt de prettige samenwerking met de gecertificeerde instelling. De moeder uit echter zorgen over de eetgewoontes van [de minderjarige 2] en ziet graag dat hier hulpverlening voor wordt ingezet.

5.De beoordeling

Verzoek I – machtiging gesloten jeugdhulp
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige 1] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige 1] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] gaat niet meer naar school, onttrekt zich aan hulpverlening en vertoont zelfbepalend gedrag. De afgelopen periode is [de minderjarige 1] meermaals weggelopen en blijft soms enkele dagen van huis waardoor er geen zicht op haar is. Er is een gegronde vrees dat zij zichzelf in onveilige situaties brengt. Dit heeft mede te maken met de heftige relatie van [de minderjarige 1] met haar vriend waarbij [de minderjarige 1] verscheidene keren is mishandeld. Om de veiligheid van [de minderjarige 1] te waarborgen is het dan ook noodzakelijk dat zij op een gesloten groep wordt geplaatst. Het is essentieel dat [de minderjarige 1] de komende periode de benodigde hulpverlening krijgt zodat ze aan haar problematiek kan werken. Ook kan [de minderjarige 1] op de gesloten groep haar schoolgang continueren zodat ze haar diploma kan halen. Gelet op de houding en het gedrag van [de minderjarige 1] in de crisisopvang acht de kinderrechter een gesloten plaatsing in haar belang. Hoewel [de minderjarige 1] heeft aangegeven zich nu echt anders te willen gaan gedragen, vindt de kinderrechter het risico dat dit – al dan niet door toedoen van anderen – niet lukt, op dit moment nog te groot.
5.3.
Gelet op de ernst van de zorgen vindt de kinderrechter de verzochte duur van zes maanden passend en geboden. De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp daarom verlenen voor de periode van zes maanden.
Verzoek II – verlenging ondertoezichtstelling
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.5.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [de minderjarige 2] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] is de thuissituatie gestabiliseerd waardoor [de minderjarige 2] en de moeder meer rust ervaren. [de minderjarige 2] heeft de afgelopen periode hulpverlening van de Opvoedpoli ontvangen. Gelet op de zorgen rondom de eetgewoontes van [de minderjarige 2] en haar zelfbepalende gedrag is het nodig dat de hulpverlening de komende periode nog wordt gecontinueerd. Daarnaast is het wenselijk dat de moeder de opvoedondersteuning vanuit Massive Care voortzet. De kinderrechter acht het toezicht van de jeugdbeschermer hierop nog noodzakelijk.
5.6.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
6.
De beslissing
De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 september 2024 tot 5 maart 2025;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] tot 18 maart 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koole, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.