ECLI:NL:RBDHA:2024:14983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL24.35720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met zicht op uitzetting naar Algerije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 september 2024, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 werd opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 18 september 2024 gesloten en heeft de zaak behandeld in Middelburg.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of de uitzettingsprocedure zal ontwijken of beletten. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel en dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, voldoende zijn toegelicht en dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend kan worden toegepast.

De rechtbank concludeert dat er redelijk zicht is op uitzetting naar Algerije, aangezien er al een vlucht is geboekt voor 31 oktober 2024. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de maatregel van bewaring onrechtmatig zouden maken. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35720

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming gegeven voor een schriftelijke behandeling. De rechtbank heeft het onderzoek op 18 september 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1996.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Verder is er geen zicht op uitzetting binnen de redelijke termijn naar Algerije. Tot slot voert eiser aan dat verweerder niet voortvarend werkt aan het vertrek van eiser.
4. Eiser heeft geen gronden gericht tegen de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat de lichte grond 4b niet nader gemotiveerd is. Verweerder kon deze grond daarom niet aan de maatregel van bewaring ten grondslag leggen. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Uit de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, volgt een risico op onttrekking aan het toezicht. Dat eiser stress ervaart en niet wil worden teruggestuurd naar Algerije maakt dit niet anders. Immers, eiser kan terecht bij de medische dienst in het Detentiecentrum indien hij gezondheidsklachten heeft. Uit de mededeling van eiser dat hij niet wil worden teruggestuurd naar Algerije kan bovendien worden afgeleid dat hij niet vrijwillig mee zal werken aan zijn terugkeer.
6. Uit het verweerschrift blijkt dat er aan eiser een LP [1] is verstrekt door de autoriteiten van Algerije en dat ook al een vlucht is geboekt. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat de vlucht pas op 31 oktober 2024 is gepland, omdat er veel LP’s zijn verstrekt door Algerije en er maar een beperkt aantal vluchten beschikbaar is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er redelijk zicht is op uitzetting naar Algerije.
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Laissez-passer.