ECLI:NL:RBDHA:2024:14994
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op nareisaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn nareisaanvraag. De minister heeft op 16 juli 2024 alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de minister heeft aangegeven deze te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Daarnaast moet de minister het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.