ECLI:NL:RBDHA:2024:15006
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake asiel en migratie
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de brief van de minister van Asiel en Migratie van 8 februari 2024. In deze brief wordt aangegeven dat het recht op bescherming van verzoeker, zoals bedoeld in richtlijn 2001/55/EG, na 4 maart 2024 eindigt en dat verzoeker voor 1 april 2024 Nederland moet verlaten. Verzoeker heeft op 25 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen deze brief en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
De minister heeft op 19 juni 2024 beslist op het bezwaar en dit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen aanhangig bezwaar of beroep meer is, aangezien verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de minister op het bezwaar.
De voorzieningenrechter legt uit dat een verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden gedaan als er ook bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het besluit. Aangezien de minister een besluit op het bezwaar heeft genomen voordat de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beslist, en verzoeker geen beroep heeft ingesteld, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier, en is openbaar uitgesproken.