In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van de zaak af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.
Eiser heeft zijn aanvraag op 10 mei 2023 ingediend, en verweerder heeft deze op 15 mei 2023 ontvangen. De beslistermijn bedraagt negentig dagen, maar verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 30 januari 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, en verweerder moet het griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 september 2024.