ECLI:NL:RBDHA:2024:15129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
24.20565
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker op 14 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 17 juli 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 september 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 6 september 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak heeft gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag op 17 juli 2022 ingediend en is Nederland op 15 januari 2024 verantwoordelijk geworden voor de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 15 juli 2024. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van 18 april 2024 prematuur was, wat zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.

Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er volgens de rechtbank ook geen sprake van tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek wordt afgewezen, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20565

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 14 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 juli 2022.
De minister heeft op 5 september 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoeker heeft op 6 september 2024 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft de aanvraag ingediend op 17 juli 2022.
3. Op 15 januari 2024 is Nederland verantwoordelijk geworden voor de aanvraag van verzoeker. Gelet op het bepaalde in artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is op die datum de beslistermijn aangevangen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden is in het geval van verzoeker op 15 juli 2024 geëindigd. Nog daargelaten de mogelijkheid om op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw de beslistermijn met negen maanden te verlengen, stelt de rechtbank vast dat de ingebrekestelling van 18 april 2024 reeds op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.