Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 14 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 17 juli 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 september 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 6 september 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak heeft gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag op 17 juli 2022 ingediend en is Nederland op 15 januari 2024 verantwoordelijk geworden voor de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 15 juli 2024. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van 18 april 2024 prematuur was, wat zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er volgens de rechtbank ook geen sprake van tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek wordt afgewezen, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.