In de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. B.W. Zagers, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de minister op 20 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 23 september 2024, waarbij verzoekster, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat dit niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de hoofdzaak (zaaknummer NL24.32905). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.