ECLI:NL:RBDHA:2024:1519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
NL23.20235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na inwilliging aanvraag

In deze zaak heeft verzoeker op 12 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 juni 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 december 2023 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze inwilliging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet-tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen door de asielaanvraag in te willigen, nadat deze aanvraag hangende het beroep was ingediend. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de staatssecretaris wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op het eerder genoemde bedrag. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20235
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nr.]

(gemachtigde: mr. D. van Elp), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 12 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 juni 2021.
Bij besluit van 8 december 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
1. Algemene wet bestuursrecht.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.