ECLI:NL:RBDHA:2024:15202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
09-165378-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht – Bewezenverklaring voortgezette handeling van inklimming in en verblijf op een besloten plaats in de Rotterdamse haven in vereniging, rijden zonder rijbewijs en bezit van cocaïne en hasj

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2007, is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de Rotterdamse haven, rijden zonder rijbewijs en het bezit van cocaïne en hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft ingebroken in een havengebied, specifiek het terrein van Hutchison Ports ECT Delta, en daar heeft verbleven. Daarnaast heeft de verdachte op 15 december 2023 zonder rijbewijs gereden op een scooter en op verschillende momenten cocaïne en hasj in zijn bezit gehad. Tijdens de zitting op 5 september 2024 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van de feiten geëist, terwijl de verdediging geen verweer voerde tegen de bewijsbeslissing. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een jeugddetentie van 70 dagen opgelegd, waarvan 27 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een avondklok met elektronische controle. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een zwaardere straf op te leggen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-165378-24 (dagvaarding I); 09-136400-24 (dagvaarding II);
09-237121-23 (dagvaarding III) (ttz. gv.); 09-081449-23 (tul);
Datum uitspraak: 19 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaken tegen de verdachte zijn behandeld op de besloten terechtzitting van 5 september 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. L.A. Versteegh te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I
1
hij in de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats bestemd voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven (gelegen aan de [adres 2] te Maasvlakte Rotterdam), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich op die besloten plaats de toegang heeft/hebben verschaft tot een gebouw, ruimte bestemd voor distributie, opslag of overslag van goederen, te weten stack 285 DDE, in ieder geval stack 300 tot 275 DDE, door middel van braak en/of inklimming;
2
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats bestemd voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven;
Dagvaarding II
1
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (een scooter) heeft gereden op de weg, de Van Stolberglaan in de richting van de Graaf Janstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Dagvaarding III
1
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, met de kanttekening dat het bij dagvaarding III onder 1 ten laste gelegde gaat om ‘een hoeveelheid’ hasjiesj en bij het onder 2 ten laste gelegde om een nettogewicht van 4,0 gram cocaïne, dat kan worden bewezen
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte ten aanzien van de bewijsbeslissing geen verweer gevoerd.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Conclusie dagvaarding I
Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 en 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is van een voortgezette handeling.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij in de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats bestemd voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven (gelegen aan de [adres 2] te Maasvlakte Rotterdam), terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) zich op die besloten plaats de toegang hebben verschaft tot een ruimte bestemd voor distributie, opslag of overslag van goederen, te weten stack 285 DDE, door middel van inklimming;
2
hij in de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats bestemd voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven;
Dagvaarding II
1
hij op 15 december 2023 te Zoetermeer als bestuurder van een motorrijtuig (een scooter) heeft gereden op de weg, de Van Stolberglaan in de richting van de Graaf Janstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2
hij op 15 december 2023 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Dagvaarding III
1
hij op 11 mei 2023 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij op 11 mei 2023 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 30 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte bepleit een jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 30 uren. Er zijn geen LOVS-richtlijnen voor artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht, dus moet worden aangesloten bij de richtlijnen voor diefstal. Het opleggen van de avondklok en elektronische controle als bijzondere voorwaarden voor de duur van 6 maanden is te zwaar, nu het oudste feit van 14 maanden geleden dateert. Deze voorwaarden moeten voor maximaal 3 maanden worden opgelegd en geteld worden vanaf het moment dat de verdachte geschorst werd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het inklimmen van een besloten plaats in de Rotterdamse haven. Het vermoeden dat uit het dossier rijst, is dat hij daarbij is ingezet als uithaler, waarbij criminele organisaties die verantwoordelijk zijn voor de import van drugs, loopjongens sturen om op het haventerrein de gesmokkelde drugs uit de containers te halen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van hasjiesj en op meerdere momenten aan het bezit van cocaïne. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de handel in en het gebruik van drugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne erg schadelijk zijn voor de gezondheid. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwricht. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen situatie ten koste van de volksgezondheid en daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten.
Verder heeft de verdachte zonder rijbewijs – en dus ook onverzekerd – op een scooter gereden. De verdachte heeft zich hiermee onverantwoordelijk gedragen en de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder op 19 juni 2023 ook al is veroordeeld voor drugsbezit. Het voorgaande leidt er ook toe dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 4 september 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het prosociale gedrag van de verdachte sinds zijn schorsing nog pril en kwetsbaar is. De Raad is van mening dat er nog geruime tijd externe druk nodig is om de veranderbare criminogene risico's te verkleinen en ervoor te zorgen dat de verdachte op het rechte pad blijft. De Raad is daarom van mening dat een verplichte jeugdreclasseringsmaatregel nodig is om, samen met de huidige coach, aan de criminogene factoren te (blijven) werken. Om ervoor te zorgen dat de verdachte de stijgende lijn kan voortzetten en middels school, stage en werk aan zijn toekomst kan blijven werken, ziet de Raad geen meerwaarde in een nieuw verblijf in de jeugdgevangenis. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf. Daarbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- een meldplicht bij de jeugdreclassering;
- meewerken aan diagnostiek, behandeling en hulpverlening bij de Waag of een soortgelijke instantie;
- meewerken aan coaching van Coach Vooruit, Buurtwerk Zoetermeer of een soortgelijke instantie;
- een contactverbod met de medeverdachten;
- meewerken aan afspraken met jeugdreclassering omtrent dagbesteding;
- een avondklok vanaf de dag van het vonnis voor de maximale duur van 6 maanden, met elektronische controle.
De avondklok eindigt dan rond de periode dat de verdachte 18 jaar wordt, vanaf dan moet hij het zelf gaan doen.
Namens de jeugdreclassering is naar voren gebracht dat de verdachte goede periodes heeft, maar dat het vervolgens weer bergafwaarts gaat en hij verkeerde keuzes maakt. De aanmelding bij de Waag is afgesloten door een aanhouding, dus daar zou hij opnieuw aangemeld moeten worden. Een goede stok achter de deur is nodig, evenals een avondklok, geteld 6 maanden vanaf zijn schorsing.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ernst van de feiten, het feit dat er sprake is van recidive in een proeftijd en het advies van de Raad, er een stevigere sanctie passend is dan een werkstraf. De rechtbank zal de verdachte daarom een jeugddetentie opleggen van 70 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, welke aftrek de rechtbank berekent op 43 dagen. De rechtbank zal het restant van die straf ter hoogte van 27 dagen voorwaardelijk opleggen, waarbij de verdachte zich moet houden aan een pakket bijzondere voorwaarden. De verdachte wordt over enkele maanden 18 jaar, en zal zich dan zelfstandig(er) staande moeten houden in de samenleving. Om hem de komende tijd richting het goede pad te blijven begeleiden en hem ervan te weerhouden opnieuw in de verleiding te komen nieuwe stafbare feiten te plegen, zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De verdachte moet zich de komende tijd dus houden aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, meewerken aan diagnostiek, behandeling en hulpverlening, meewerken aan coaching en meewerken aan afspraken rondom dagbesteding. Ook moet de verdachte zich houden aan een contactverbod met de medeverdachten in de bij dagvaarding I bewezenverklaarde feiten, het zogenoemde ‘uithalen’ bij de haven van Rotterdam. Daarnaast legt de rechtbank in het bijzonder ook de avondklok met elektronische controle op, wat gerechtvaardigd is op grond van de zorgen die er ten aanzien van de verdachte bestaan en de moeite die de verdachte lijkt te hebben om weg te blijven van antisociale vrienden. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de verdachte zich in een netwerk lijkt te bevinden waarin drugshandel normaal is en hij bovendien niets wil zeggen over dit netwerk. De rechtbank zal de avondklok opleggen voor maximaal 3 maanden vanaf deze uitspraak, waarbij de jeugdreclassering binnen die drie maanden bepaalt hoelang de avondklok nodig is.
In afwijking van de eis van officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de genoemde jeugddetentie nog een taakstraf op te leggen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op basis van twee vorderingen gevorderd dat de bij parketnummer 09-086023-23 en 09-081449-23 door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag op 19 juni 2023 voorwaardelijke opgelegde werkstraf van 20 uren ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verduidelijkt dat alleen de vordering in parketnummer 09-081449-23 wordt gehandhaafd, nu het om twee gevoegde zaaknummers en één opgelegde voorwaardelijke straf gaat.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte niet verzet tegen toewijzing van de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 09-081449-23
De rechtbank ziet dat er gronden zijn voor de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 19 juni 2023, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, opnieuw heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De vordering zal daarom worden toegewezen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 56, 63, 77 a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138aa van het Wetboek van Strafrecht.
- 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I en II;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en bij dagvaarding II onder 1 en 2 en bij dagvaarding III onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
dagvaarding I (09-165378-24)
de voortgezette handeling van:
feit 1:
het zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
feit 2:
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
dagvaarding II (09-136400-24)
feit 1:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
dagvaarding III (09-237121-23)
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
70 (ZEVENTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
27 (ZEVENENTWINTIG) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005;
- [naam 2] , geboren op [geboortedag 1] 2001;
- [naam 3] , geboren op [geboortedag 3] 2005;
- [naam 4] , geboren op [geboortedag 4] 2005;
- [naam 5] , geboren op [geboortedag 5] 2008;
- [naam 6] , geboren op [geboortedag 6] 1996;
- [naam 7] , geboren op [geboortedag 7] 2006;
- [naam 8] , geboren op [geboortedag 8] 1999;
- [naam 9] , geboren op [geboortedag 9] 1990;
- [naam 10] , geboren op [geboortedag 10] 2009;
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode binnen de eerste 3 maanden van de proeftijd tussen 20:00 uur en 07:00 uur, waarbij de tijden in
uitzonderingssituaties nader te bepalen zijn door de jeugdreclassering, aanwezig
is op het adres [adres 1] [postcode 1] [plaats 1] (bij de moeder) of op het adres
[adres 3] [postcode 2] [plaats 2] (bij de vader), tenzij onder begeleiding van een door jeugdreclassering goedgekeurde volwassene, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
4. gedurende de proeftijd meewerkt aan diagnostiek, behandeling en hulpverlening bij de Waag of een soortgelijke instantie, indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
5
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding door/vanuit Coach Vooruit, Buurtwerk Zoetermeer of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
6. gedurende de proeftijd meewerkt aan afspraken met de jeugdreclassering omtrent dagbesteding;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
de vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van
20 (TWINTIG) UREN, subsidiair
10 (TIEN) DAGENvervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 19 juni 2023 in de zaak met parketnummer 09-081449-23;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering in parketnummer 09-086023-23;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Sahebali, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.