ECLI:NL:RBDHA:2024:15230
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na beslissing op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de grensprocedure, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 17 juli 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. K. Mohasselzadeh, en een tolk, L. Malovic. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C.W.M. Van Breda.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in de zaak met nummer NL24.18812, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. Aangezien er inmiddels op het beroep is beslist, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, en is openbaar gemaakt op 29 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.