Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[vezoekster] , verzoekster
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 2 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een bepaalde persoon. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 26 maart 2024 het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op het bezwaar heeft beslist en verzoekster in haar aanvraag is tegemoetgekomen, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De wegingsfactor is vastgesteld op 'licht', omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag. De uitspraak is gedaan op 24 september 2024 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.