ECLI:NL:RBDHA:2024:15333
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en inwilliging van de aanvraag
In deze zaak heeft eiseres op 6 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 16 juli 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 13 januari 2024 de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft desgevraagd aangegeven het beroep te handhaven, ondanks de inwilliging van haar aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiseres, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Daarom is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.